Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene in cassatie is gegaan tegen een uitspraak van het Hof van 27 november 2015. De advocaat van de betrokkene, M. Berndsen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de pleitnota die door de raadsman in hoger beroep is overgelegd, niet aanwezig is in de stukken van het geding. Dit gebrek is door de Hoge Raad als onherstelbaar geclassificeerd, wat leidt tot de conclusie dat het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak nietig zijn. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het ontbreken van de pleitnota zozeer in strijd is met een behoorlijke procesorde, dat dit verzuim niet kan worden hersteld. Hierdoor is het middel gegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan op basis van het bestaande hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte procesvoering en de noodzaak om alle relevante stukken, zoals pleitnota's, beschikbaar te hebben voor een eerlijke rechtsgang.