Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
Op 11 juli 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 31 maart 2016. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor poging tot gekwalificeerde diefstal. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat P.H.L.M. Souren, heeft een middel van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak is geregistreerd onder nummer 16/01898 en betreft de strafmotivering in relatie tot de Amsterdamse oriëntatiepunten jeugd, die betrekking hebben op voltooide delicten, terwijl de verdachte is veroordeeld voor een poging.