ECLI:NL:HR:2017:1306

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
17/01299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot cassatie in WAHV-zaak en de doorbreking van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen

Op 11 juli 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden, in de zaak met nummer 17/01299, een rolbeslissing genomen over een verzoek tot cassatie in een WAHV-zaak afkomstig van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek van een betrokkene, die in cassatie wilde gaan tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2016, nummer WAHV 200.162.470. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een beroep in cassatie, omdat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) sinds de wijziging op 28 oktober 1999 geen cassatieberoep meer toestaat tegen beslissingen van de kantonrechter in WAHV-zaken, maar enkel hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op basis van artikel 78 van de Wet op de rechtelijke organisatie, het beroep in cassatie niet openstaat voor handelingen en beslissingen van de rechtbanken en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zaken met betrekking tot de WAHV. Hierdoor kan de betrokkene niet worden ontvangen in zijn verzoek tot cassatie. De Hoge Raad heeft dan ook besloten dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen.

Deze rolbeslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, in bijzijn van waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
Nr. S 17/01299
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Rolbeslissing
op het verzoek tot cassatie van een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 oktober 2016, nummer WAHV 200.162.470, in de zaak tegen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats].

1.Geding in cassatie

Bij de Hoge Raad is ingekomen een namens de betrokkene ingediend geschrift, houdende een verzoek tot cassatie. Dat geschrift is aan deze beslissing gehecht.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad zal verstaan dat van een beroep in cassatie geen sprake is.

2.Beoordeling van het verzoek

2.1.
Het verzoek betreft een zaak waarin de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: WAHV) is toegepast.
2.2.1.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 28 oktober 1999, Stb. 1999, 469, waarbij de WAHV is gewijzigd, staat tegen door de kantonrechter gegeven beslissingen in WAHV-zaken geen cassatieberoep meer open, maar enkel hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2.2.2.
Art. 78, eerste en derde lid, van de Wet op de rechtelijke organisatie luidt in dat kader, voor zover hier van belang:
"1. De Hoge Raad neemt kennis van het beroep in cassatie tegen de handelingen, arresten, vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven en de rechtbanken (...)
3. Het eerste lid is (...) niet van toepassing ten aanzien van de handelingen en beslissingen van de rechtbanken en van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zaken met betrekking tot de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (...)"
2.3.
Nu beroep in cassatie niet openstaat, kan de betrokkene niet worden ontvangen in het verzoek en moet als volgt worden beslist.

3.Beslissing

De Tweede Enkelvoudige Kamer van de Hoge Raad bepaalt dat het verzoek niet in behandeling wordt genomen.
Deze rolbeslissing is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.