Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde mensensmokkel. De verdachte heeft op 13 september 2014 te De Meern, gemeente Utrecht, tien personen geholpen bij hun doorreis door Nederland. Deze personen, van wie de nationaliteit Vietnamees of Sri Lankaan was, werden aangetroffen in de laadruimte van de vrachtauto van de verdachte. De verdachte had hen in de laadruimte laten instappen en was vervolgens met hen gaan rijden richting Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de doorreis van deze personen wederrechtelijk was, omdat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland hadden en geen asiel hadden aangevraagd. De verdediging stelde dat de status van deze personen niet bekend was en dat zij mogelijk rechtmatig in Nederland waren, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de reis en de verklaringen van de vreemdelingen voldoende bewijs boden voor de wederrechtelijkheid van de doorreis. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en verwierp het beroep in cassatie, waarbij werd vastgesteld dat de opvatting van de verdediging over de wederrechtelijkheid van de doorreis in haar algemeenheid onjuist was. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de context van de doorreis en de status van de betrokken vreemdelingen in overweging te nemen bij het vaststellen van de wederrechtelijkheid.