ECLI:NL:HR:2017:1288

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
15/04348
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag met fatale gevolgen na geweldsincident in flatgebouw

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft samen met een medeverdachte een ander slachtoffer tegen het hoofd en lichaam geslagen en geschopt, waardoor het slachtoffer door een draadglasruit viel en op de stenen grond terechtkwam, wat leidde tot zijn overlijden. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, het causaal verband tussen hun gedragingen en de dood van het slachtoffer, en de vraag of er opzet op de dood was. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en negen maanden. De overige middelen van cassatie zijn verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. Het arrest is gewezen op 11 juli 2017 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/04348
SG/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 augustus 2015, nummer 22/002511-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het vijfde middel

2.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

3.Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juli 2017.