Op 18 augustus 2013 vond er een geweldsincident plaats in Den Haag waarbij de verdachte en een medeverdachte het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd en lichaam hebben geschopt en geslagen. Dit leidde ertoe dat het slachtoffer door een gebroken ruit drie verdiepingen naar beneden viel en overleed. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken van doodslag, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk hebben gehandeld, met voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Het hof achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf en dat de gevolgen voor de nabestaanden onherstelbaar zijn. De verdachte werd als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar dit leidde niet tot een lagere straf. De vordering van de advocaat-generaal om de verdachte zes jaar gevangenisstraf op te leggen werd niet gehonoreerd, maar het hof legde wel een gevangenisstraf van vijf jaar op.