Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het verloop van het geding
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurgeschil tussen [eiseres] en [verweerder]. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst voor een horecagelegenheid, waarbij [verweerder] de huur niet tijdig had betaald. De kantonrechter had de vorderingen van [verweerder] in conventie afgewezen, maar in reconventie de huurovereenkomst ontbonden en [verweerder] veroordeeld tot ontruiming en schadevergoeding. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en [eiseres] veroordeeld tot schadevergoeding wegens onrechtmatige executie van het vonnis van de kantonrechter.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de tekortkomingen van [verweerder] in de huurbetalingen niet zodanig waren dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. Het hof had geoordeeld dat de tijdelijke betalingsachterstanden niet duidden op betalingsonwil, maar op tijdelijke betalingsonmacht, veroorzaakt door omstandigheden zoals wateroverlast. De Hoge Raad heeft de conclusie van het hof bevestigd dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was en dat de vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige executie toewijsbaar was.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.