Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 10 februari 2017, nr. 16/00247, betreffende een aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de erfbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 februari 2017, betreffende een navorderingsaanslag in de erfbelasting. De zaak is geregistreerd onder nummer 17/01278. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur‑Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2017.