ECLI:NL:HR:2017:1192

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
17/00930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere beslissing van 16 november 2016. Belanghebbende had verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht, maar de griffier van de Hoge Raad heeft dit verzoek afgewezen. Belanghebbende werd geïnformeerd dat indien het griffierecht niet tijdig werd betaald, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden. Ondanks een herinneringsbrief en een aangetekende brief waarin belanghebbende werd gewezen op de betalingsverplichting, is het griffierecht niet voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat belanghebbende in verzuim was en dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

30 juni 2017
Nr. 17/00930
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 31 januari 2017, nrs. HAA 16/3790 en 16/3791 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 16 november 2016.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft naar aanleiding van de eerste nota griffierecht van 1 maart 2017 verzocht haar ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht één maand uitstel te willen verlenen. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 17 maart 2017 meegedeeld dat het verlenen van uitstel van betaling van het verschuldigde griffierecht niet mogelijk is. Tevens is in die brief vermeld dat zij op of omstreeks 29 maart 2017 een herinneringsbrief ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht zal ontvangen en dat indien het griffierecht niet binnen de daarin gestelde termijn wordt overgemaakt het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 30 maart 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, vervolgens gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 3 mei 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 18 mei 2017 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2017.