Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
20 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 13 oktober 2015 werd gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1964, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat G. Spong. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 20 juni 2017 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij de uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Dit arrest is openbaar uitgesproken, en de zaak betreft de profijtontneming uit een hennepkwekerij, waarbij ook een klacht over de afwijzing van een getuigenverzoek aan de orde kwam. De Hoge Raad heeft in deze zaak geen aanleiding gezien om het beroep te honoreren.