ECLI:NL:HR:2017:1102

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
16/04970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het cassatieberoep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 30 augustus 2016, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank Gelderland had eerder naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd aan belanghebbende voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014, evenals boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk niet tot cassatie in staat. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2017.

Uitspraak

16 juni 2017
Nr. 16/04970
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 30 augustus 2016, nrs. 15/01402 tot en met 15/01405, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 15/256 tot en met 15/259) betreffende aan belanghebbende over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2017.