Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Op 18 augustus 2015 heeft [verweerder] een verzoekschrift tot faillietverklaring van [verzoeker] bij de rechtbank ingediend.
- ii) Op 11 september 2015 heeft [verzoeker] een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP-verzoek) bij de rechtbank ingediend.
- iii) Op 22 december 2015 heeft de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn WSNP-verzoek op de grond dat geen sprake is geweest van een minnelijk traject.
- iv) Bij arrest van 3 maart 2016 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar het WSNP-verzoek afgewezen op de grond dat niet aannemelijk is geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
- v) Het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is verworpen bij arrest van 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1478.
4.Beslissing
9 juni 2017.