ECLI:NL:HR:2017:1032

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
16/05983
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking van de Rechtbank Den Haag inzake onmiddellijke invrijheidstelling verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 20 oktober 2016. De Rechtbank had in hoger beroep een beslissing genomen op een vordering van de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechter-Commissaris, die betrekking had op de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. De Officier van Justitie stelde dat de Rechter-Commissaris en de Rechtbank verzuimd hadden te beslissen over de vordering tot het verlenen van een bevel tot bewaring. Daarnaast werd geklaagd dat de afwijzing van de vordering niet gepaard ging met een duidelijke motivering.

De Hoge Raad heeft op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.H. Vellinga was om de bestreden beschikking te vernietigen wat betreft de afwijzing van de vordering tot bewaring en de zaak terug te verwijzen naar de Rechtbank voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het middel faalde op de gronden die eerder waren vermeld in een andere beschikking (ECLI:NL:HR:2017:1011). Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de Officier van Justitie, waarmee de eerdere beslissingen van de Rechtbank en de Rechter-Commissaris in stand blijven.

Uitspraak

6 juni 2017
Strafkamer
nr. S 16/05983 B
ES/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 20 oktober 2016, nummer RK 16/3582, op het hoger beroep van de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechter-Commissaris, in de zaak van:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking wat betreft de daarin vervatte beslissing tot afwijzing van de vordering tot bewaring en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden behandeld en afgedaan, met afwijzing van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de Rechter-Commissaris en de Rechtbank hebben verzuimd te beslissen over de vordering tot het verlenen van een bevel tot bewaring. Voorts klaagt het middel dat de vordering is afgewezen zonder "rekenschap te geven van de reden die tot die afwijzing heeft geleid".
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de heden uitgesproken beschikking in de zaak (16/05701) (ECLI:NL:HR:2017:1011) sub 3 faalt het middel.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juni 2017.