Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
24 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1958, was in hoger beroep veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte een verzoek gedaan om de behandeling aan te houden voor nader onderzoek naar de detentiegeschiktheid van de verdachte. Dit verzoek was gebaseerd op medische informatie die de psychotherapeut van de verdachte had verstrekt, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan claustrofobie en ademhalingsproblemen. Het Hof heeft het verzoek afgewezen, met de overweging dat de detentiegeschiktheid van de verdachte in de executiefase of in het kader van een gratieverzoek kan worden beoordeeld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof de juiste maatstaf heeft toegepast en dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk was, gezien de omstandigheden die door de verdediging waren aangevoerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Hof in stand blijft.