Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Deurne,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 mei 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de rolbeslissing van 7 mei 2013 en het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 oktober 2014. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en de Coöperatieve Rabobank Peelland Zuid U.A. over een veroordeling tot betaling van een bedrag van € 24.541,69.
De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof de artikelen 6.2 en 6.3 van het pilotreglement had geschonden. Deze artikelen bepalen dat in geval van onttrekking door een advocaat, de zaak moet worden verwezen naar een latere roldatum voor het stellen van een nieuwe advocaat. In deze zaak had de advocaat van [eiser] zich op 7 mei 2013 onttrokken, maar het hof verleende op die datum akte niet-dienen en verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep op 21 oktober 2014, omdat hij geen grieven had aangevoerd.
De Hoge Raad vernietigde de rolbeslissing en het arrest van het hof en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werd Rabobank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] waren begroot op € 497,37 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt het belang van het volgen van de procesregels en de rechten van partijen in het hoger beroep.