Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.
4.Beslissing
15 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., handelend onder de naam Ohra Schadeverzekeringen. De zaak betreft een geschil over de onttrekking van de procesvertegenwoordiger van [eiseres] op de dag waarop een akte van niet-dienen was aangezegd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem en het arrest van het gerechtshof te Arnhem, waar het hoger beroep door het hof was verworpen omdat er geen gronden voor het hoger beroep waren aangevoerd. De advocaat van [eiseres] heeft in cassatie betoogd dat de beslissing van het hof om akte van niet-dienen te verlenen in strijd was met de artikelen 6.2 en 6.3 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de zaak op de rol van 29 mei 2012 partijperemptoir stond voor grieven en dat de akte van niet-dienen was aangezegd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet vrijstond om akte van niet-dienen te verlenen, aangezien de nieuwe procesvertegenwoordiger van [eiseres] zich op de rol had gesteld. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd, waarbij de kosten aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 475,35 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.