ECLI:NL:HR:2016:838

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
15/05285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van 6 oktober 2015, waarin het Gerechtshof het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland betreffende de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2010 en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente had behandeld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is voornamelijk omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

13 mei 2016
Nr. 15/05285
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 6 oktober 2015, nr. 14/01260, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 14/642) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2016.