In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eisers, [eiseres 1] en [eiser 2], tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2014. De zaak betreft een verzet tegen executie van dwangbevelen, waarbij de belangenafweging volgens artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) centraal staat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en eerdere arresten van het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat van de eisers, mr. Y.E.J. Geradts, heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.