ECLI:NL:HR:2016:835

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
15/01063
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen executie van dwangbevelen en belangenafweging in belastingzaken

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van eisers, [eiseres 1] en [eiser 2], tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Randmeren. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2014. De zaak betreft een verzet tegen executie van dwangbevelen, waarbij de belangenafweging volgens artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) centraal staat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en eerdere arresten van het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat van de eisers, mr. Y.E.J. Geradts, heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

13 mei 2016
Eerste Kamer
15/01063
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. Y.E.J. Geradts,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RANDMEREN,
kantoorhoudende te Almere,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Ontvanger.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 191060 / HL ZA 11-1018 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 februari 2012 en 5 december 2012;
b. de arresten in de zaak 200.128.828/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2013 en 21 oktober 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 21 oktober 2014 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. M.H.K. Jansen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 24 maart 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
13 mei 2016.