Deze bewezenverklaringen steunen, voor zover in cassatie van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. een op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal nummer PL0920-2014078810-2, gesloten op 5 april 2014 en opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk hoofdagent en brigadier van Politie Utrecht, als bldz 10 tot en met 12 gevoegd in het proces-verbaal registratienummer PL0920-2014078810 van de Politie Utrecht, District Binnensticht, Algemene Politie Dienst, houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als relaas van voormelde verbalisanten of van een of meer hunner:
(...)
Op 5 april 2014 hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Op 5 april 2014 reden wij in een opvallend surveillance voertuig. Wij reden op de Soestdijkseweg Zuid te De Bilt. Wij zagen dat er voor ons een rode personenauto van het merk Seat, type Ibiza, en voorzien van het kenteken [AA-00-BB], reed. Teneinde de bestuurder te onderwerpen aan een alcoholcontrole gaven wij de bestuurder een stopteken middels een op het surveillance voertuig aanwezige politie transparant. Wij zagen dat de bestuurder hieraan voldeed.
Ik, [verbalisant 2], liep naar de bestuurderszijde van het genoemde voertuig. Ik zag dat er twee personen in de auto zaten. Ik vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs, die hij mij overhandigde.
Ik zag dat de bestuurder was genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats].
Wij zagen dat [verdachte] erg transpireerde. Ook viel ons op dat hij erg trilde.
Ik, [verbalisant 1], nam van [verdachte] een voorlopig onderzoek naar uitgeademde lucht af.
[verdachte] gaf aan dat de auto van een vrouw uit Houten was.
Ik, [verbalisant 1], sprak de passagier.
Op dat moment roken wij een enorme henneplucht, die uit de auto kwam.
Gezien de henneplucht hebben wij beiden verzocht uit te stappen.
Ik, [verbalisant 1], vroeg aan de bestuurder of wij in de auto mochten zoeken. De bestuurder, [verdachte], gaf aan dat dit geen probleem was.
Wij zagen dat [verdachte] een trui aan had waar her en der groene plantenresten aan hingen. Tevens roken wij een sterke henneplucht.
Ik, [verbalisant 2], trof achter de bestuurdersstoel een dikke opgevouwen jas aan.
Ik voelde dat deze zwaar aanvoelde.
Ik zag dat het op een politiejas gelijkende jas was. Ik zag dat op de achterzijde van de jas een zogenaamde politie striping was aangebracht.
Ik heb de jas voorzichtig nagevoeld en ik voelde dat er een voorwerp in zat dat de vorm had van een pistool. Ik voelde een greep, een korrel en een uiteinde van een loop.
Naar aanleiding van het aantreffen van het pistool hebben wij beide inzittenden aangehouden als verdacht van het voorhanden hebben van een pistool. Dit deelden wij hen mede. Tevens deelden wij hen mede niet tot antwoorden verplicht te zijn.
Ik, [verbalisant 1], vroeg de passagier naar zijn naam. Hij gaf mij op te zijn genaamd: [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats].
Ik, [verbalisant 2], haalde vervolgens uit de linkermouw van de jas een muts. Toen ik de muts iets open deed zag ik een pistool in de muts zitten.
Na onderzoek bleek het een echt pistool te zijn van het merk Beretta.
Het pistool bleek voorzien te zijn van munitie en bleek te zijn doorgeladen.
In de auto bleek ook nog een wapenstok te liggen.
Door ons is de auto [AA-00-BB] inbeslaggenomen voor onderzoek.
Wij troffen in het tasje waaraan de autosleutels hingen, zeven ponypacks aan.
Wij zagen dat er een wit poeder in de ponypacks zat.
De ponypacks zijn door ons inbeslaggenomen.
(...)
5. een op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt proces-verbaal nummer PL0930-2014078810-12, gesloten op 5 april 2014 en opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk hoofdagent en brigadier van Politie Utrecht, district Eemland Noord, als bldz 67 tot en met 73 gevoegd in het proces-verbaal registratienummer PL0920-2014078810 van de Politie Utrecht, District Binnensticht, Algemene Politie Dienst, houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als op 5 april 2014 aan voormelde verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
(...)
De auto waar ik gisteren in aangehouden ben is niet van mij. Die is van een vrouwtje.
Ik zag een politieauto achter mij. Toen moest ik blazen. Ze roken wiet. Toen gingen ze de auto doorzoeken. Er lag een politiejas met daarin een wapen.
Ik was met een maatje van me, die in de auto zat.
Alvorens ik aangehouden werd ben ik in Houten geweest. Twee of drie keer in de week rij ik in de auto. Als ik de auto mag lenen.
De vrouw op wiens naam de auto staat betaalt de verzekering en belasting van de auto.
In de auto werden een paar pakjes coke die van mij waren aangetroffen.
Een wapenstok lag volgens mij naast mij.
Een ploertendoder had ik er ook in liggen."