Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 1 april 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte. De verdachte, geboren in 1990, had een waterscooter in zijn bezit en werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een goed dat door misdrijf was verkregen. De advocaat van de verdachte, M. Berndsen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waartegen de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 19 april 2016 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.