Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
12 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 februari 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981. De verdachte is in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor poging doodslag, waarbij hij een messteek in de borststreek van het slachtoffer heeft toegebracht. De verdediging heeft zich beroepen op noodweer(exces), maar het hof heeft dit verweer verworpen. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is op 12 april 2016 uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.