2.2.Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Het bestreden arrest houdt ten aanzien van de vrijspraak, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan moord. Volgens de advocaat-generaal is er sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de drie verdachten -die ten tijde van het tenlastegelegde allen in de woning van het slachtoffer aanwezig waren en die woning niet hebben verlaten- en hebben zij met voorbedachte raad gehandeld. In dit kader heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat zij ervan uit gaat dat er verschillende geweldshandelingen zijn verricht in een periode van meerdere uren, ten gevolge waarvan het slachtoffer uiteindelijk is overleden. Gelet op deze periode van uren waarin geweld werd gebruikt, zijn er diverse momenten geweest waarop verdachte in de gelegenheid was zich te bezinnen op het (nog) te plegen geweld. Nu hij dit niet heeft gedaan, heeft hij zich schuldig gemaakt aan medeplegen van moord.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft -kort gezegd- betoogd dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad, dat verdachte niet als medepleger van de gewelddadige dood van het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) is aan te merken en dat hij daaraan evenmin medeplichtig is geweest. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat het resultaat van het onderzoek van J.W.M. Niessen (hierna: Niessen) niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat zijn onderzoeksresultaten daarom niet als bewijsmiddel mogen worden gebezigd. De raadsvrouw doet het voorwaardelijke verzoek om de deskundigen F.R.W. van de Goot (hierna: Van de Goot) en Niessen ter terechtzitting te horen en te laten reageren op elkaars bevindingen en interpretaties en om een nieuwe deskundige te benoemen die in een nader op te maken rapportage zijn visie omtrent het toegebrachte letsel weergeeft, indien het hof ervan uit gaat dat er gedurende een urenlange periode actieve geweldshandelingen jegens het slachtoffer zijn verricht.
Ten aanzien van de voorbedachte raad heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte na de eerste gewelddadige handelingen door medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), die zich in een zeer kort tijdsbestek hebben afgespeeld, niet heeft beseft dat het slachtoffer nog leefde. Daarbij komt dat op grond van het dossier niet valt vast te stellen dat verdachte, na de geweldsexplosie door [medeverdachte 1], op enig moment de conclusie zou hebben getrokken dat het slachtoffer nog leefde en dat hij -of één van de medeverdachten- daarna (nogmaals) geweld zou hebben toegepast om het leven van het slachtoffer definitief te beëindigen. Ook blijkt uit het dossier niet dat verdachte zelf geweld heeft uitgeoefend jegens het slachtoffer en dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven.
Ten aanzien van de deelnemingsvormen medeplegen en medeplichtigheid heeft de raadsvrouw opgemerkt dat steeds het voor medeplegen dan wel medeplichtigheid vereiste dubbele opzet heeft ontbroken. In het bijzonder heeft de raadsvrouw nog het volgende opgemerkt. In het voor verdachte meest belastende scenario heeft hij het slachtoffer slechts in de bank geduwd en heeft hij het slachtoffer losgelaten toen [medeverdachte 1] hem met de glazen vaasjes sloeg. Dit is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken. Voor medeplegen is immers meer vereist dan enkel niet ingrijpen en geen afstand nemen. Een bewuste en nauwe samenwerking kan niet worden gebaseerd op de enkele vaststelling dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de geweldshandelingen. Deze passiviteit maakt verdachte evenmin medeplichtig aan het tenlastegelegde. Voor verdachte bestond namelijk geen rechtsplicht tot handelen. In dit kader heeft de raadsvrouw opgemerkt dat passiviteit alleen tot het oordeel kan leiden dat sprake is van medeplichtigheid indien een dergelijke rechtsplicht bestaat.
Verdachte moet worden vrijgesproken van alle onder 1 tenlastegelegde feiten.
Oordeel hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Voorbedachte raad
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat [medeverdachte 1] de bij het slachtoffer aangetroffen letsels in een korte tijdspanne heeft toegebracht door hem eerst met haar vuisten te slaan, daarna met glazen vaasjes op zijn hoofd te slaan en hem vervolgens meermalen met een mes te steken. Deze verklaring van verdachte vindt steun in de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in die zin dat de door verdachte weergegeven volgorde van toebrengen van de verschillende letsels overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 1] en ook niet strijdig is met de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaring hieromtrent. Daarbij zij opgemerkt dat [medeverdachte 1], evenals verdachte, heeft verklaard dat er sprake geweest is van een korte periode van geweldstoepassing.
Het door de verdachten geschetste scenario van de gebeurtenissen kan niet zonder meer worden weerlegd met enig in het strafdossier aanwezig bewijsmiddel. Het hof merkt op dat er letseldateringen zijn verricht door verschillende deskundigen, waaruit zou kunnen volgen dat het slachtoffer gedurende een periode van enkele uren is blootgesteld aan geweldshandelingen. De door verdachten afgelegde verklaringen zouden dus mogelijk in strijd kunnen zijn met de bevindingen van de deskundigen naar aanleiding van deze letseldateringen. Het hof tekent hierbij echter aan dat de door de deskundigen weergegeven resultaten niet worden ondersteund door enig objectief in het strafdossier aanwezig bewijsmiddel. In dit verband wijst het hof op de door deskundige Van de Goot ter terechtzitting van het hof afgelegde verklaring, inhoudende dat er -in zijn visie- voorzichtigheid dient te worden betracht bij het bezigen van een conclusie van een deskundige in een letseldateringsrapportage als bewijsmiddel. Van de Goot heeft verklaard dat het zijns inziens noodzakelijk is dat de bevindingen van een deskundige worden ondersteund door overig objectief bewijsmateriaal, voordat deze bevindingen als bewijsmiddel worden gebezigd. Bovendien merkt het hof op dat Van de Goot te kennen heeft gegeven dat op basis van zijn bevindingen niet geconcludeerd kan worden dat het slachtoffer is blootgesteld aan urenlange lichamelijke stress.
Nu de conclusies van de deskundigen in het kader van de verrichte letseldateringen in de onderhavige zaak niet ondersteund worden door overig objectief bewijsmateriaal, zal het hof deze conclusies niet overnemen.
Gelet op het voorgaande gaat het hof ervan uit dat er sprake is geweest van een eenmalige explosie van geweld, waarbij [medeverdachte 1] kort na elkaar de verschillende letsels bij het slachtoffer heeft toegebracht. Het hof gaat er ook van uit dat het slachtoffer reeds was overleden toen hij werd ingepakt en naar de kelderbox werd overgebracht. Door verdachte is verklaard dat -voordat het slachtoffer werd ingepakt- hij gecontroleerd heeft of er nog een hartslag was waar te nemen bij het slachtoffer en of hij nog ademde. Verdachte heeft toen geen hartslag waargenomen en ook het glaasje dat hij bij zijn mond hield, besloeg niet. Hij heeft vervolgens de conclusie getrokken dat het slachtoffer niet meer leefde. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de door verdachte afgelegde verklaring en gaat er aldus van uit dat het slachtoffer was overleden voordat hij werd ingepakt en naar de kelderbox werd overgebracht.
Het strafdossier biedt overigens geen enkel aanknopingspunt waaruit zou kunnen blijken dat er bij één of meer van de verdachten sprake is geweest van een vooropgezet plan om het slachtoffer van het leven te beroven. In dit verband merkt het hof op dat het openbaar ministerie er ook niet van uit gaat dat de verdachten een vooropgezet plan hadden om het slachtoffer te vermoorden. Door [medeverdachte 1] is weliswaar verklaard dat zij het slachtoffer een paar klappen wilde geven, maar het hof acht dit onvoldoende om hieraan de conclusie te verbinden dat zij het slachtoffer van het leven wilde beroven dan wel dat zij van plan was het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Zoals hiervoor reeds overwogen gaat het hof ervan uit dat er sprake is geweest van een eenmalige geweldsexplosie. Het hof is ook niet gebleken van enig vooropgezet plan bij één of meer van de verdachten om het slachtoffer op enige wijze zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zodat ook ter zake van het onder 1 meer en meest subsidiair tenlastegelegde geen sprake kan zijn van voorbedachte raad.
Het hof komt -gelet op bovenstaande- tot de conclusie dat in elk geval geen sprake is van moord en zware mishandeling met voorbedachte raad.
Medeplegen
Ten aanzien van het medeplegen overweegt het hof als volgt.
Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten, welke samenwerking gericht is op de totstandkoming van het strafbare feit. Aan de totstandkoming van dit feit dient de medepleger substantieel bij te dragen om als zodanig te kunnen worden aangemerkt. Een bewuste samenwerking houdt in dat het opzet zowel op de samenwerking moet zijn gericht als op het resultaat van die samenwerking (het strafbare feit). Met andere woorden: er is een dubbel opzetvereiste.
Het hof stelt vast dat het aandeel van verdachte slechts heeft bestaan uit het kort in bedwang houden van het slachtoffer door hem terug te duwen in de bank op het moment dat [medeverdachte 1] met haar vuisten op het slachtoffer insloeg. Op het moment dat [medeverdachte 1] het slachtoffer met de glazen vaasjes begon te slaan heeft verdachte het slachtoffer -naar eigen zeggen- losgelaten omdat hij toen glasscherven in zijn gezicht kreeg. Uit de door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen blijkt niet dat verdachte een groter aandeel heeft gehad in het tenlastegelegde dan hiervoor is weergegeven.
Nu de drie verdachten het erover eens zijn dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht jegens het slachtoffer en het hof ook overigens op grond van het dossier niet heeft kunnen vaststellen dat verdachte geweld jegens het slachtoffer gebruikt heeft, gaat het hof ervan uit dat door verdachte geen geweldshandelingen zijn verricht. Met het in bedwang houden van het slachtoffer had verdachte -naar eigen zeggen- de bedoeling om te voorkomen dat het slachtoffer geweld jegens [medeverdachte 1] zou gebruiken. Verdachte zou [medeverdachte 1] niet in de gelegenheid hebben willen stellen om het slachtoffer op enige wijze te mishandelen door hem korte tijd in bedwang te houden. Deze verklaring van verdachte kan niet worden weerlegd met enig in het dossier aanwezig bewijsmiddel.
Nu niet aantoonbaar is dat door verdachte geweldshandelingen zijn verricht en zijn rol louter heeft bestaan uit niet ingrijpen en geen afstand nemen, is het hof van oordeel dat hij geen strafrechtelijk relevant aandeel heeft gehad in de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag en de onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling. In elk geval kan niet gesteld worden dat ter zake van deze feiten sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met één van de medeverdachten, nu daarvoor meer nodig is dan enkel niet ingrijpen en zich niet distantiëren van het door [medeverdachte 1] uitgeoefende geweld.
Van medeplegen van doodslag dan wel zware mishandeling is derhalve geen sprake.
Medeplichtigheid
Ten aanzien van de medeplichtigheid overweegt het hof als volgt.
Voor medeplichtigheid geldt ook het hierboven genoemde dubbel opzetvereiste.
Zoals het hof reeds heeft overwogen valt op grond van het dossier niet vast te stellen dat verdachte de bedoeling heeft gehad om het slachtoffer op enigerlei wijze geweld aan te doen of dat hij [medeverdachte 1] in de gelegenheid heeft gesteld om het slachtoffer geweld aan te doen. Ook is het hof niet gebleken dat verdachte [medeverdachte 1] anderszins opzettelijk behulpzaam is geweest bij de onder 1 tenlastegelegde feiten. Er is daarom niet voldaan aan het vereiste van dubbel opzet en verdachte kan dientengevolge ook niet als medeplichtige worden aangemerkt ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde doodslag en de onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling.
Conclusie
Nu geen sprake is geweest van voorbedachte raad om het slachtoffer om het leven te brengen dan wel zwaar te mishandelen en verdachte bovendien niet als medepleger dan wel medeplichtige ter zake van doodslag dan wel zware mishandeling kan worden aangemerkt, spreekt het hof verdachte vrij van alle onder 1 tenlastegelegde feiten."