ECLI:NL:HR:2016:523

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
14/06236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake persoonsverwisseling en verkeersdelict

Op 29 maart 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 14/06236. De zaak betreft een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Alkmaar, dat op 14 september 2007 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 10 december 2006 in Heerhugowaard. De Politierechter had de aanvrager een geldboete van € 390,- opgelegd, subsidiair 7 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaren.

De Hoge Raad had eerder, op 15 september 2015, een tussenarrest gewezen (ECLI:NL:HR:2015:2583) waarin de raadsvrouwe werd verzocht om een schriftelijke toelichting te geven. Deze toelichting, samen met aanvullend proces-verbaal van de verbalisante, werd op 26 oktober 2015 ingediend. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde dat de aanvraag tot herziening gegrond was en dat de zaak naar een gerechtshof moest worden verwezen voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening gegrond was, op basis van nieuwe informatie die niet bekend was tijdens de oorspronkelijke rechtszitting. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis geschorst en de zaak verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam, waar deze opnieuw zal worden berecht en afgedaan volgens de regels van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

29 maart 2016
Strafkamer
nr. S 14/06236 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Alkmaar van 14 september 2007, nummer 14/700166-07, ingediend door T.N. van Riel, advocaat te Alkmaar, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994", gepleegd op 10 december 2006 in de gemeente Heerhugowaard, veroordeeld tot een geldboete van € 390,-, subsidiair 7 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2.De procedure tot herziening

2.1.
Voor het verloop van het geding tot dusverre verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest van 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2583.
2.2.
De Hoge Raad heeft bij dat tussenarrest de raadsvrouwe verzocht een schriftelijke toelichting als in dat arrest bedoeld in te zenden. Voorts heeft de Hoge Raad daarbij de stukken in handen gesteld van de Procureur-Generaal en hem verzocht de verbalisante [verbalisant] bij aanvullend proces-verbaal haar in dat arrest omschreven redenen van wetenschap te doen geven.
2.3.
Op 26 oktober 2015 is een schriftelijke toelichting van de raadsvrouwe bij de Hoge Raad binnengekomen. Voorts is bij de Hoge Raad binnengekomen een aanvullend proces-verbaal van 14 oktober 2015 van de verbalisante [verbalisant]. De raadsvrouwe heeft schriftelijk gereageerd op dit aanvullend proces-verbaal.
2.4.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft (nader) geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.

3.De grondslag voor herziening

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

4.Nadere beoordeling van de aanvraag

Op de door de Advocaat-Generaal in haar nadere conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als hiervoor onder 3 bedoeld. Derhalve is de aanvraag gegrond en moet als volgt worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 maart 2016.