Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is naar voren gekomen dat verdachte, zijn medeverdachte [betrokkene] en de getuigen uiteenlopende en wisselende verklaringen hebben afgelegd met betrekking tot hetgeen zich op 31 januari 2013 daadwerkelijk heeft afgespeeld rondom de vechtpartij tussen verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene] .
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie verklaard dat hij [betrokkene] niet heeft gestoken. Nadat hij was geconfronteerd met het mes en het daarop aangetroffen DNA, heeft verdachte verklaard dat hij het mes wel bij zich had en dat [betrokkene] misschien wel in het mes is gevallen. Hij heeft voorts verklaard, dat hij niet zegt dat hij dat mes niet heeft gebruikt.
Verdachte heeft ter zitting van het hof onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Als ik al een mes heb gebruikt, dan moet dat geweest zijn nadat [betrokkene] mij met een pijp op mijn hoofd heeft geslagen. Ik heb [betrokkene] uitgescholden toen hij naar zijn auto liep. Ik heb [betrokkene] niet terug zien komen lopen. Pas toen hij voor mij stond zag ik dat [betrokkene] mij wilde slaan met een pijp. Nadat ik was geslagen door [betrokkene] ben ik door omstanders opgevangen. Ik ben in de richting van de moskee geduwd en daar ben ik op een stoel gezet. Men heeft geprobeerd het bloed op mijn hoofd te stelpen. Men heeft een ambulance laten komen en daar ben ik ingestapt. Mijn hoofwond is gehecht.
Medeverdachte [betrokkene] heeft bij de politie onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik verliet als eerste de moskee en [verdachte] (= verdachte) liep achter mij aan. De discussie werd heviger en wij werden allebei boos. Ik ben in mijn auto gaan zitten en [verdachte] liep ook naar mijn auto. Hij zei dat ik uit de auto moest komen. Hij zei: "vandaag ik of jij." Ik stapte uit en bleef naast mijn auto staan. Ik werd gestoken. Vlak daarvoor zag ik dat hij iets in zijn rechterhand had. Ik werd gestoken in mijn linkerborst. Ik voelde het branden. Toen ik werd gestoken, sloeg ik terug. Ik pakte een stok. Ik weet niet meer of ik een stok van de grond pakte of van omstanders aanpakte.
De getuige [getuige 1] heeft op 3 september 2014 tegenover de raadsheer-commissaris onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] en [betrokkene] (= [betrokkene] ) hadden ruzie. Toen ik bij hen kwam waren ze aan het eind van de ruzie. Ik heb [betrokkene] vastgepakt en hem naar zijn auto gebracht. [betrokkene] is in zijn auto gaan zitten. [verdachte] is daarna gaan schelden tegen [betrokkene] . [betrokkene] pakte aan de linkerkant van zijn stoel een stok of een staaf. [betrokkene] is naar [verdachte] toegegaan en heeft met die stok of staaf naar [verdachte] geslagen en heeft hem op het hoofd geraakt. Ik zag dat [verdachte] bloedde aan zijn hoofd. [betrokkene] is daarna in zijn auto gestapt en weggereden.
De getuige [getuige 2] heeft op 3 september 2014 tegenover de raadsheer-commissaris onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Het eerste wat ik zag toen ik naar buiten ging, waren [betrokkene] en [verdachte] die aan het bekvechten waren en aan het duwen en trekken. Ik heb ze uit elkaar gehaald en gezegd dat ze moesten ophouden. Ik heb [betrokkene] naar zijn auto geduwd. Hij is één keer teruggekomen en sloeg toen [verdachte] met een stok. [betrokkene] sloeg [verdachte] op zijn hoofd. [verdachte] bloedde uit zijn hoofd. Ik heb ze uit elkaar gehaald en [verdachte] naar de moskee geduwd.
Naar het oordeel van het hof bevatten voormelde verklaringen een aantal tegenstrijdigheden en zijn er zowel door verdachte als zijn medeverdachte onjuistheden verteld. De voorhanden zijnde verklaringen geven naar het oordeel van het hof geen helder beeld van de toedracht van het geweldsincident van 31 januari 2013 dat zich heeft afgespeeld tussen verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene] . De verklaring van verdachte dat, als hij al een mes heeft gebruikt, dat moet zijn geweest nadat [betrokkene] hem met een pijp op zijn hoofd heeft geslagen, is niet aannemelijk geworden. Die lezing vindt immers geen steun in de overige verklaringen. Nu de verklaringen op onderdelen niet op elkaar aansluiten en verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent het door hemzelf uitgeoefende geweld, kan het hof niet anders dan uitgaan van de feiten en omstandigheden die buiten redelijke twijfel vast staan.
Naar het oordeel van het hof staat buiten redelijke twijfel vast dat op 31 januari 2013 te Lelystad verdachte en zijn medeverdachte ruzie hebben gehad en er door hen beiden geweldshandelingen zijn uitgeoefend. Eveneens staat buiten redelijke twijfel vast dat verdachte zijn medeverdachte met een mes in de linkerborst heeft gestoken en medeverdachte [betrokkene] verdachte met een staaf meermalen op zijn hoofd heeft geslagen.
Naar het oordeel van het hof dient het handelen van verdachte te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag. Verdachte heeft zijn medeverdachte in zijn linkerborst gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de linkerkant van de borst vitale organen bevinden, zoals hart en longen. De medeverdachte heeft letsel opgelopen. Hij is enkele dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest met een klaplong waardoor er een drain in zijn borstholte moest worden geplaatst. In de uiterlijke verschijningsvorm van het met een mes insteken op het bovenlichaam van de medeverdachte met het hiervoor genoemde gevolg is het opzet begrepen. Door aldus te handelen heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans dat de medeverdachte gedood zou worden, willens en wetens aanvaard."