ECLI:NL:HR:2016:481

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
15/02001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op bezwaar en verzoek om dwangsom

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (nr. 15/02001) tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank van 20 maart 2015, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een uitspraak over het niet tijdig beslissen op een bezwaar en een beschikking op een verzoek om toekenning van een dwangsom werd behandeld. De belanghebbende voerde verschillende klachten aan in zijn cassatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, maar de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

25 maart 2016
Nr. 15/02001
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 20 maart 2015, nr. AWB 14/7426, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende het niet tijdig beslissen op een bezwaar en een beschikking op een verzoek om toekenning van een dwangsom.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.