ECLI:NL:HR:2016:404

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
14/03912
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en bewijsvoering in drugszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1961, was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met de verkoop en distributie van hennep en hasjiesj. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 juli 2012 tot en met 27 november 2012 deel uitmaakte van een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen, waaronder het opzettelijk verkopen en afleveren van grote hoeveelheden softdrugs. De verdachte had de rol van beheerder van een coffeeshop en was verantwoordelijk voor de inkoop en het beheer van de voorraad.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte had deelgenomen aan een criminele organisatie, niet onbegrijpelijk was en voldoende gemotiveerd. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en medeverdachten, alsook proces-verbaal van de politie. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de bewezenverklaring van de deelneming aan de criminele organisatie voldoende was onderbouwd en dat de middelen van cassatie niet tot een andere conclusie konden leiden.

De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in drugszaken en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. De Hoge Raad bevestigde dat de betrokkenheid bij een organisatie die zich bezighoudt met drugshandel kan leiden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid, zelfs als de verdachte niet de hoofdrol speelt in de organisatie.

Uitspraak

15 maart 2016
Strafkamer
nr. S 14/03912
DAZ/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 juli 2014, nummer 21/000026-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Berndsen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde ten aanzien van het "deelnemen aan een criminele organisatie" ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 19 juli 2012 tot en met 27 november 2012 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande uit (in elk geval) hem, verdachte, en [medeverdachte 7] en [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en andere natuurlijke personen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (grote hoeveelheden) hennep en/of hasjiesj (steeds meer dan 30 gram)."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"Ten aanzien van feit 1:
De verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van het hof van 13 juni 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb weed voor coffeeshop [A] gekocht. Mijn taak bestond uit het bijvullen van de voorraad en het beheren van het geld. Ik kocht bij [medeverdachte 4] . Ik bewaarde het alleen in mijn eigen huis als ik die dag de stashplaats niet kon bereiken of als het te laat was. Ik had een vaste leverancier, [betrokkene 12] . Hij leverde verschillend, soms lx per week, soms 3x per week, soms 5x per week.
(...)
Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden Nederland, dienst regionale recherche, genummerd 2012 266002, opgemaakt door [verbalisant 6], brigadier van politie, gesloten op 5 april 2013 (onderzoek 09Dauw):
1. Als relaas van verbalisant [verbalisant 6] voornoemd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ordner 1, blz. 11 e.v.):
De coffeeshop [A] is sinds april 1995 gevestigd aan de [b-straat 1] te Utrecht. Echter op het pand van de coffeeshop is de aanduiding [A] . Als eigenaar van de onderneming is beschreven: [medeverdachte 7] , geboren te [geboorteplaats] in 1959, wonende te [woonplaats] , [a-straat 1] . Als beheerders van de coffeeshop staan beschreven genoemde [medeverdachte 7] en zijn broer [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats] .
(...)
2. Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 12] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie, gesloten op 8 januari 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ordner 3, blz. 1085 e.v.):
V: Wat vervoerde u in de tassen?
A: Bij [A] was het wiet.
V: Wat leverde u aan gewicht?
A: Ongeveer 2 kg, andere keer 5 kg.
V: Hoe lang hebt u dat gedaan?
A: Een jaar of vijf, ook niet elke week.
V: Met wie had u daar contact over?
A: Met [verdachte] .
V: Hoe betalen ze dat?
A: Cash, altijd.
V: Wat hield u voor prijs aan bij [A] ?
A: Tussen de 3600 en 4100 euro per kilo. Ik verkocht daar twee soorten wiet, PP en Haze. Haze prijs varieert van 4800 - 5500 (het hof begrijpt: euro). [verdachte] kreeg het voor 4900 per kilo.
3. Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden brigadier van politie, gesloten op 21 februari 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ordner 4, blz. 1693 e.v.):
V: Wat is de toegestane hoeveelheid softdrugs die je in je coffeeshop mag hebben?
A: Iedereen mag 500 gram in een coffeeshop hebben?
V: Waar wordt de voorraad buiten de coffeeshop bewaard?
A: Zoveel mogelijk buiten de shop.
V: Door wie wordt de coffeeshop bevoorraad?
A: Je hebt weleens stashplaatsen. Als het op is wordt er gehaald.
A: Ik heb één goede leverancier, ene [betrokkene 12] .
V: Wie regelt de inkoop van de hash en de wiet voor coffeeshop [A] ?
A: Ik met die vriend [betrokkene 12] .
Verbalisanten tonen aan verdachte foto 33 t/m 37
V: Wie ziet u op de foto's.
A: Dat is [betrokkene 12] , mijn betrouwbare leverancier.
O: Op de foto's 33 t/m 35 bent u te zien samen met [betrokkene 12] .
V: Wat levert die dan per keer/per week.
A: De ene keer komt hij met 2.4, dat is 2 kilo en 400 gram. Dat wil zeggen 5 kilo per week.
4. Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 5] , beiden brigadier van politie, gesloten op 29 november 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ordner 2, blz. 736 e.v.):
V: Wat wordt bedoeld met Ster?
A: Ster is gewoon ster. Ster is een hasj die met een ster is bewerkt. De ster is op de verpakking en op de hasj zelf gedrukt.
V: Wat is steen?
A: Dat is een plak hasj die eruit ziet als stukken steen.
V: Wat is BB?
A: Dat is hasj waar BB op staat gedrukt?
V: Wat is Rizla?
A: Dat is ook hasj waar rizla op staat gedrukt.
V: Wat zijn Kussentjes?
A: Dat is hasj in de vorm van kussentjes.
V: Wat zijn Beertjes?
A: Dat is hasj met de afdruk van een beertje.
V: Wat is Zara?
A: Dat is hasj.
V: Wat wordt er bedoeld met Kilo's?
A: Kilo is kilo's, gewicht.
V: Waarom Zijn er verschillende benamingen en merken voor de hasj.
A: De verschillende benamingen en merken hebben te maken met de kwaliteit en de leverancier of eigenaar van de hasj.
V: Waar komt de hasj vandaan?
A: Het komt uit Marokko.
V: Wie is de baas in de coffeeshop [A] aan de [b-straat 1] ?
A: [medeverdachte 7] . Het is zijn shop en hij beslist alles.
V: Wie regelt de spullen?
A: Hij regelt de spullen.
V: Hoe doet hij dat dan?
A: Hij doet dat met zijn broers.
V: Welke broers?
A: Hij heeft vier broers. [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
V: Wat doen ze daar?
A: Zij werken daar in de shop.
V: [medeverdachte 7] is nu al een tijdje op vakantie wie is er dan verantwoordelijk?
A: Allemaal. Alle vijf maar met name [verdachte] want die is de oudste.
(...)
16. Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 5] , beiden brigadier van politie, gesloten op 28 november 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ordner 2, blz. 715 e.v.):
O: We hebben het in het vorige verhoor gesproken over "de Griek"
V: Hoe vaak heb je contact met die man gehad?
A: Misschien drie of vier keer.
V: Waarom had je contact met hem?
A: Voor die kussentje. (Hasj)
V: Hoe ben je met hem in contact gekomen?
A: Dat is een vriend van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 7] kent hem al heel lang.
V: Hoe is dat in zijn werk gegaan?
A: Ik heb die kussentjes gehaald en aan hem gegeven.
V: Waar heb je die kussentjes gehaald?
A: In Bergen op Zoom?
V: Van wie heb je de opdracht gekregen om ze daar te halen?
A: Van [medeverdachte 7] . [medeverdachte 7] heeft dat over de telefoon verteld. [medeverdachte 7] legde de contacten en ik heb van [medeverdachte 7] zijn telefoonnummer gekregen om afspraken te maken over de levering.
V: Wie heeft contact gehad met die man uit Bergen op Zoom?
A: [medeverdachte 7] heeft die man gebeld en gezegd dat ik zou komen om 25 kilo hasj te halen.
V: Waar heb jij die kussentjes aan de Griek gegeven?
A: Ik denk in Overvecht.
V: Aan wie heeft de Griek betaald en hoeveel.
A: Hij heeft in twee keer betaald in de shop aan [verdachte] . Ik denk 50.000 euro.
O: Door ons verbalisanten wordt aan [medeverdachte 7] een foto getoond van [betrokkene 13] , geboren op [geboortedatum] 1946.
A: De foto die u mij toont is de man die ik de Griek noem en die van mij 25 kilo hasj heeft afgenomen en hiervoor 50 duizend euro heeft betaald."
2.3.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (vgl. HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264).
2.4.1.
Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof onder meer vastgesteld dat:
- de verdachte als beheerder van een coffeeshop stond ingeschreven, waar hij tijdens de vakantie van de eigenaar voor verantwoordelijk was;
- de verdachte voor die coffeeshop de inkoop van hasjiesj en hennep regelde en het geld beheerde;
- voor de bevoorrading van die coffeeshop, waar een voorraad van 500 gram werd aangehouden, gebruik werd gemaakt van zogenoemde "stashplaatsen";
- de verdachte hasjiesj en weed in zijn woning bewaarde als hij de "stashplaats" dezelfde dag niet meer kon bereiken;
- de verdachte € 50.000 in ontvangst heeft genomen in de coffeeshop voor hasjiesj die buiten de coffeeshop om door [betrokkene 2] was geleverd.
2.4.2.
Gelet op de door het Hof vastgestelde feiten en omstandigheden en in aanmerking genomen dat het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj van meer dan 30 gram ingevolge art. 3 en 11 Opiumwet steeds een misdrijf oplevert, is het oordeel van het Hof dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie niet onbegrijpelijk en is het toereikend gemotiveerd.
Het middel faalt in zoverre.
2.5.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren .A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 maart 2016.