3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2016.
Zaaknummer S 16 / 02070
SCHRIFTUUR houdende twee middelen van cassatie inzake:
Het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. 3 februari 2016, bekend onder parketnummer 21-003433-14, gewezen in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter van dé rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, d.d. 10 augustus 2015, bekend onder parketnummer 05-084173-14
In de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984.
MIDDEL I
1. Schending van het recht, meer in het bijzonder schending van artikelen 338 Sv, 348 Sv, 350 Sv, 358 Sv en 359 Sv, althans verzuim van vormen, waarvan niet-naleving nietigheid medebrengt.
2. Requirant is veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde:
'hij op 7 april 2014 te Uddel, gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen vanaf een bedrijventerrein, gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, een hoeveelheid brandstof (diesel), toebehorende aan [A], met voormeld oogmerk voornoemde brandstof (diesel) in diverse vaten heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.'
3. Het verkorte arrest bevat onder overweging met betrekking tot het bewijs van het subsidiair ten laste gelegde:
'Gelet op de wisselende verklaringen van verdachte en het feit dat hij geen openheid van zaken geeft over de vriendin waar hij over heeft verklaard, hecht het hof geen geloof aan de verklaringen van verdachte.'
'Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.'
4. Een poging vereist handelingen. Het gerechtshof neemt aan dat requirant gepoogd heeft diesel te stelen. Uit het arrest, onder overweging met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde, komt niet naar voren waar de handelingen van requirant uit bestaan en waarom hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan voornoemde poging. Uit de bewijsoverweging volgt niet meer dan dat het gerechtshof geen geloof hecht aan de verklaring van requirant.
5. Onder een verkort adres wordt verstaan een arrest waarin geen (opgave van) bewijsmiddelen zijn opgénomen (HR 17 december 2013, ECLI:NL:PHR:2013:2549). Het verkorte arrest moet wel alle beslissingen bevatten, alsmede de verwerping van gevoerde verweren ter zake de vragen ex artikel 348 Sv en artikel 350 Sv. 6. De bewijsoverweging zoals nu opgenomen in het arrest, omschrijft niets ter zake de subsidiair ten laste gelégde poging, zodat de bewezenverklaring van het gerechtshof onvoldoende met redenen is omkleed. Ook de aanvulling verkort arrest omvat geen nadere bewijsoverweging met betrekking tot pogingshandelingen, maar slechts een opsomming van bewijsmiddelen.
7. Gezien het voorgaande meent requirant dat het arrest van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. 3 februari 2016 voor vernietiging en verwijzing in aanmerking komt.
8. Mitsdien komt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. 3 februari 2016, voor vernietiging en terug- dan wel verwijzing in aanmerking.
9. Schending van het recht, meer in het bijzonder schending van artikelen 338 Sv, 348 Sv, 350 Sv, 358 Sv en 359 Sv, althans verzuim van vormen, waarvan niet-naleving nietigheid medebrengt.
10. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit bij gebrek aan bewijs. Het gerechtshof heeft daar niet op gereageerd anders dan dat zij de verklaring van requirant niet geloofwaardig achten. De motivering in het arrest moet de weerlegging van het gevoerde verweer inhouden. Daar is nu geen sprake van.
11. Bewijsverweren dienen, indien de rechter bij beslissingen hierover afwijkt van door of namens requirant uitdrukkelijk gevoerde verweren, in de uitspraak beargumenteerd te worden weerlegd. Daar is nu geen sprake van, zodat de bewezenverklaring van het gerechtshof onvoldoende met redenen is omkleed.
12. Gezien het voorgaande meent requirant dat het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. 3 februari 2016 voor vernietiging en verwijzing in aanmerking komt.
13. Mitsdien komt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. februari 2016, voor vernietiging en terug- dan wel verwijzing in aanmerking.