Uitspraak
alle gevestigd te Barendrecht,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) Fitness Carnisselande exploiteert een fitness-/sportcentrum. Wellnesselande Barendrecht is begin 2005 opgericht voor de exploitatie van een nieuw te bouwen fitness-/sportcentrum. Wellnesselande Nederland is houdster van de aandelen in Fitness Carnisselande en Wellnesselande Barendrecht.
- ii) [verweerster] heeft in opdracht en voor rekening van Fitness Carnisselande c.s. werkzaamheden verricht aan een drietal woningen te Oud-Beijerland.
- iii) [verweerster] heeft ten behoeve van het ontwerp van een fitnesscentrum en de aanvraag van een bouwvergunning diverse werkzaamheden verricht en laten verrichten.
De ingebrekestelling van 23 oktober 2006, waarin de ontwerpkosten, de kosten projectmanagement, de verbouwingskosten per woning en de btw (per kostenpost afzonderlijk) zijn vermeld, kan als een met een factuur vergelijkbaar betalingsverzoek worden beschouwd. Indien destijds een factuur door [verweerster] zou zijn verzonden, zou ingevolge art. 6:119a lid 2, aanhef en onder a, BW de handelsrente zijn gaan lopen vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag volgende op die waarop de schuldenaar de factuur zou hebben ontvangen. Gelet hierop komt het de rechtbank redelijk voor dat de handelsrente is verschuldigd vanaf 32 dagen na de ingebrekestelling, derhalve 24 november 2006. (rov. 2.26)
4.Beoordeling van het middel in het principale beroep
De omstandigheid dat een uitspraak van het hof is tot stand gekomen in de Second opinionprocedure, is geen beletsel voor de behandeling van een cassatieberoep. Voor zover het hof zich heeft verenigd met de overwegingen van de rechtbank en die tot de zijne heeft gemaakt, kunnen de cassatieklachten zich richten tegen die overwegingen van de rechtbank en vormen die overwegingen het voorwerp van onderzoek in cassatie. Teneinde te voldoen aan de volgens vaste rechtspraak aan een cassatiemiddel te stellen eisen (zie o.a. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2639, NJ 2013/125) zal in de cassatieklachten veelal niet kunnen worden volstaan met verwijzing naar in cassatie bestreden onderdelen van het arrest van het hof en eventuele stellingen in gedingstukken in hoger beroep, maar zal zo nodig (ook) moeten worden verwezen naar stellingen in de gedingstukken in eerste aanleg en naar overwegingen, oordelen en beslissingen van de rechter in eerste aanleg.
5.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
6.Beslissing
26 februari 2016.