ECLI:NL:HR:2016:326

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
15/02166
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over pseudo-eindheffing loonbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 april 2015, met nummer AWB 14/3454. De zaak betreft de door belanghebbende afgedragen loonbelasting over het tijdvak maart 2013, die is aangemerkt als pseudo-eindheffing hoog loon. De belanghebbende heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere arresten van 29 januari 2016.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2016 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

26 februari 2016
Nr. 15/02166
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 8 april 2015, nr. AWB 14/3454, betreffende de door belanghebbende op aangifte als pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen loonbelasting over het tijdvak maart 2013.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121, en HR 29 januari 2016, nr. 15/03090, ECLI:NL:HR:2016:124).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.