In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Crescendo Belgium N.V. tegen een beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de verlenging van de termijn voor de uitoefening van pandrechten op vorderingen van Cerentino B.V., die in staat van faillissement was verklaard. Crescendo had verzocht om verlenging van de termijn op grond van artikel 58 van de Faillissementswet, maar de rechter-commissaris had dit verzoek afgewezen. Crescendo stelde dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden, omdat de rechter-commissaris uitspraak had gedaan zonder haar de gelegenheid te geven te reageren op het verweerschrift van de curatoren. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter-commissaris inderdaad het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door zijn beslissing te baseren op stukken waarover Crescendo zich niet had kunnen uitlaten. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechter-commissaris en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.