ECLI:NL:HR:2016:297

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
15/04798
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de beslissing van de rechter-commissaris inzake verlenging van de termijn voor uitoefening van pandrechten in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Crescendo Belgium N.V. tegen een beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de verlenging van de termijn voor de uitoefening van pandrechten op vorderingen van Cerentino B.V., die in staat van faillissement was verklaard. Crescendo had verzocht om verlenging van de termijn op grond van artikel 58 van de Faillissementswet, maar de rechter-commissaris had dit verzoek afgewezen. Crescendo stelde dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden, omdat de rechter-commissaris uitspraak had gedaan zonder haar de gelegenheid te geven te reageren op het verweerschrift van de curatoren. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter-commissaris inderdaad het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door zijn beslissing te baseren op stukken waarover Crescendo zich niet had kunnen uitlaten. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechter-commissaris en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
15/04798
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
CRESCENDO BELGIUM N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als Crescendo.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak F01/15/334 van de rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft Crescendo beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curatoren hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en verwijzing.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Cerentino B.V. (hierna: Cerentino) is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant in staat van faillissement verklaard. Als curatoren zijn aangesteld mr. Ph.W. Schreurs en mr. J.W. Stadig (hierna: de curatoren).
(ii) Crescendo stelt dat zij vorderingen heeft op Cerentino en dat tot zekerheid van die vorderingen pandrechten zijn gevestigd op vorderingen van Cerentino op derden.
3.2.1
Bij brief van 1 juli 2015 hebben de curatoren aan Crescendo bericht dat zij de door haar gepretendeerde pandrechten betwisten. Bij dezelfde brief hebben de curatoren op de voet van art. 58 lid 1 Fw aan Crescendo een termijn gesteld van veertien dagen om over te gaan tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig art. 57 Fw.
3.2.2
Bij brief van 13 juli 2015 heeft Crescendo op de voet van art. 58 lid 1, laatste volzin, Fw de rechter-commissaris verzocht de door de curatoren gestelde termijn te verlengen met zes maanden.
3.2.3
Tegen het verzoek van Crescendo hebben de curatoren bij brief van 15 juli 2015 verweer gevoerd. Bij deze brief zijn negen bijlagen gevoegd.
3.2.4
Bij beschikking van 16 juli 2015 heeft de rechter-commissaris het verzoek van Crescendo afgewezen. In deze beschikking is, voor zover in cassatie van belang, het volgende vermeld:
“Bij brief van 13 juli 2015 heeft u namens Crescendo Belgium N.V. (hierna: CresBel) een verlengingsverzoek ex artikel 58 lid 1 Fw gedaan in bovengenoemd faillissement. Over dit verzoek heb ik contact opgenomen met de curatoren. Bij brief van 15 juli 2015 met bijlagen (hier aangehecht), is namens de curatoren op het verlengingsverzoek gereageerd. Ik kan u thans berichten als volgt.
Het verzoek is tijdig gedaan, zodat het verzoek ontvankelijk is.
De bevoegdheid van de curator om op de voet van artikel 58 Fw de pand- en/of hypotheekhouders een redelijke termijn te stellen om tot uitoefening van hun (gestelde) rechten over te gaan, strekt tot een voortvarende afwikkeling van de boedel. In een geval waarin de uitoefening van een pand- of hypotheekrecht binnen de door de curator gestelde termijn (in redelijkheid) niet mogelijk blijkt, of waarin een pand- of hypotheekhouder van het niet tijdig uitoefenen van zijn recht anderszins geen verwijt kan worden gemaakt, is de rechter-commissaris bevoegd de termijn voor het uitoefenen van het pand- of hypotheekrecht te verlengen, maar is hij daartoe niet verplicht.
Dc curatoren hebben de door CresBel gepretendeerde vordering op Cerentino B.V. en – in het verlengde daarvan – het verleende pandrecht ter verzekering van deze vordering gemotiveerd betwist. De rechtsgeldigheid van de vordering en het pandrecht staat vooralsnog niet vast. Verder is het zo dat CresBel reeds vóór de faillietverklaring van Cerentino B.V. bij vonnis van 22 april 2015, te weten op 27 maart 2015, haar vermeende pandrecht (…) aan de debiteuren van Cerentino B.V. bekend heeft gemaakt. CresBel, waarvan [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) kennelijk de bestuurder is, is reeds ampel in de gelegenheid geweest om haar vermeende pandrecht uit te oefenen. Dat geldt te meer nu de debiteuren groepsvennootschappen betreffen die gelieerd zijn aan vennootschappen binnen het concern [betrokkene 2]/[betrokkene 1] c.s., welke door [betrokkene 2] dan wel [betrokkene 1] (in)direct werden bestuurd. CresBel mag worden geacht op de hoogte te zijn van de verpandingen van de intercompanyvorderingen (zie in dit verband de door de curatoren gememoreerde correspondentie van/met [betrokkene 1]).
Voorts is gesteld noch gebleken dat CresBel sedert 27 maart 2015 respectievelijk 22 april 2015 enige actie heeft ondernomen om haar vermeende pandrecht uit te kunnen oefenen.
Tot slot biedt artikel 58 lid 1 Fw geen grond om de daarin bedoelde termijn te verlengen teneinde een praktische regeling, die overigens niet nader is geconcretiseerd, te beproeven.
Op grond van het voorgaande concludeer ik tot afwijzing van het verzoek.”
3.3
Klacht 2 van het middel voert aan dat de rechter-commissaris het recht van Crescendo op hoor en wederhoor heeft geschonden, doordat hij direct na ontvangst van het verweerschrift met bijlagen uitspraak heeft gedaan, dat wil zeggen zonder Crescendo gelegenheid te bieden om op die stukken te reageren, althans doordat de rechter-commissaris zijn oordeel ten onrechte mede heeft gebaseerd op het verweerschrift met bijlagen.
3.4.1
De door art. 58 lid 1 Fw aan de curator toegekende bevoegdheid om de pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn te stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig art. 57 Fw over te gaan, strekt tot een voortvarende afwikkeling van de boedel (vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2051, NJ 2014/151).
Dit brengt mee dat indien een pand- of hypotheekhouder op de voet van art. 58 lid 1, laatste volzin, Fw de rechter-commissaris verzoekt om de door de curator gestelde termijn te verlengen, daaromtrent met voortvarendheid dient te worden beslist. De rechter-commissaris is evenwel gehouden het in art. 19 Rv verankerde beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen.
3.4.2
Uit de hiervoor in 3.2.4 weergegeven beschikking blijkt dat de rechter-commissaris de curatoren in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op het verzoek van Crescendo tot verlenging van de door de curatoren op de voet van art. 58 lid 1 Fw gestelde termijn, en dat de curatoren daarop een verweerschrift met bijlagen hebben ingediend. Vervolgens heeft de rechter-commissaris zijn beschikking gegeven en deze gelijktijdig met het verweerschrift met bijlagen aan Crescendo gezonden, zonder Crescendo gelegenheid te bieden om op het verweerschrift en de bijlagen te reageren. Blijkens de beschikking heeft de rechter-commissaris zijn beslissing mede gebaseerd op hetgeen de curatoren in het verweerschrift en de bijlagen hebben aangevoerd.
Een en ander brengt mee dat de beslissing van de rechter-commissaris mede berust op bescheiden en gegevens waarover Crescendo – de partij ten nadele van wie die beschikking is gegeven – zich niet heeft kunnen uitlaten. Aldus heeft de rechter-commissaris het bepaalde in art. 19 Rv geschonden. De klacht treft derhalve doel.
3.5
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2015;
wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.