ECLI:NL:HR:2016:2939

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
16/02794
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet voldaan griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Arnhem. De zaak betrof een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003, alsook een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier belanghebbende op 6 juli 2016 per aangetekende brief heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 22 augustus 2016 belanghebbende de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. De argumenten die belanghebbende in zijn brief van 13 september 2016 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat belanghebbende niet in staat was het griffierecht te voldoen.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2016.

Uitspraak

23 december 2016
nr. 16/02794
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 19 april 2016, nr. 11/00444, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Arnhem (nrs. AWB 08/3742, 08/3761, 08/3762, 08/3763, 08/3765 en 08/3766) betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2003 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 6 juli 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 22 augustus 2016 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 13 september 2016 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in staat is het verschuldigde griffierecht te voldoen of dat hij anderszins niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2016.