ECLI:NL:HR:2016:2911

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
15/04378
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging en verkrachting met betrekking tot bewijsminimum en verklaring van één getuige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting van zijn levensgezel, gepleegd op 5 april 2013 te Sint-Pancras. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar had bedreigd met de woorden 'Ik ga je vermoorden' en dat hij haar had gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld. De rechtbank had de verklaringen van de aangeefster als voldoende bewijs aangemerkt, ondanks dat zij de enige getuige was. De verdediging stelde dat de bewezenverklaring uitsluitend op haar verklaring was gebaseerd, wat in strijd zou zijn met artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verklaring van één getuige niet op zichzelf kan staan zonder andere ondersteunende bewijsmiddelen.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de beoordeling van het bewijsminimum had moeten overwegen dat de bedreigingen door de verdachte tijdens de seksuele handelingen plaatsvonden. De verklaringen van de aangeefster werden ondersteund door medisch bewijs van letsel en de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad concludeerde dat de verklaring van de aangeefster niet onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, en dat de rechtbank en het Hof de bewijsvoering op juiste wijze hadden beoordeeld. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de veroordeling van de verdachte bleef in stand.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/04378
AKA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 september 2015, nummer 23/001936-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben K.K. Hansen Löve en B.R. Koenders, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman B.R. Koenders heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 05 april 2013 te Sint-Pancras, gemeente Langedijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] een of meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden" en/of "Ik kan je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. hij op of omstreeks 05 april 2013 te Sint-Pancras, gemeente Langedijk, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis gebracht in de vagina van [slachtoffer] en/of
- zijn vinger(s) gebracht in de vagina van [slachtoffer] en/of
- zijn penis gebracht in de mond van [slachtoffer] en/of
- zijn tong gebracht in de mond van [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte [slachtoffer]
- in haar vagina en/of schaamlippen heeft gebeten en/of aan die schaamlippen en/of vagina heeft getrokken en/of
- in het gezicht heeft gekrabd en/of geknepen en/of gebeten en/of
- in haar tong heeft gebeten en/of
- in de hals en/of de (onder)arm heeft gebeten en/of
- tegen haar kaak en/of haar hoofd en/of haar lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- aan haar haren heeft getrokken en/of
- haar duim (met kracht) naar achteren heeft gebogen
en (aldus) voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
hij op of omstreeks 05 april 2013 te Sint-Pancras, gemeente Langedijk, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer],
- in haar vagina en/of schaamlippen heeft gebeten en/of aan die schaamlippen en/of vagina heeft getrokken en/of
- in het gezicht heeft gekrabd en/of geknepen en/of gebeten en/of
- in haar tong heeft gebeten en/of
- in de hals en/of de (onder)arm heeft gebeten en/of
- tegen haar kaak en/of haar hoofd en/of haar lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- aan haar haren heeft getrokken en/of
- haar duim (met kracht) naar achteren heeft gebogen
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden."
2.2.2.
Daarvan is bewezenverklaard dat:
"Feit 1:
hij op 5 april 2013 te Sint-Pancras, gemeente Langedijk, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden" en/of "Ik kan je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
hij op 5 april 2013 te Sint-Pancras, gemeente Langedijk, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis gebracht in de vagina van [slachtoffer] en
- zijn vinger(s) gebracht in de vagina van [slachtoffer] en
- zijn penis gebracht in de mond van [slachtoffer] en
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte [slachtoffer]
- in haar schaamlip heeft gebeten en/of aan schaamlippen heeft getrokken en
- in het gezicht heeft gekrabd en geknepen en gebeten en
- in haar tong heeft gebeten en
- in de hals en de onderarm heeft gebeten en
- tegen haar kaak en haar hoofd en haar lichaam heeft gestompt en/of geslagen en
- aan haar haren heeft getrokken en
- haar duim naar achteren heeft gebogen."
2.2.3.
Met betrekking tot de bewijsvoering houdt het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank het volgende in:
"De raadsman stelt zich ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging op het standpunt dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken nu daarvoor onvoldoende steun is te vinden in de bewijsmiddelen. De enige verklaring hieromtrent is de verklaring van de aangeefster. Naast de aangifte is er de letselverklaring, maar daaruit kan volgens de raadsman niet zonder twijfel worden afgeleid dat verdachte zich in bedreigende zin heeft uitgelaten ten opzichte van de aangeefster.
(...)
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit en van de onder 2 ten laste gelegde verkrachting op grond van het volgende.
Op 5 april 2013 werd [betrokkene] gebeld door haar buurvrouw, aangeefster [slachtoffer]. [slachtoffer] vroeg aan de buurvrouw of zij haar kind naar school kon brengen. [slachtoffer] vertelde over de telefoon dat [verdachte] haar die nacht in elkaar had geslagen. [betrokkene] is direct naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Toen zij de deur open deed zag [betrokkene] bij [slachtoffer] een dikke wang, een beurs linkeroog en allemaal plekjes in haar gezicht. [slachtoffer] vertelde [betrokkene] dat [verdachte] haar in haar tong had gebeten. [betrokkene] hoorde ook dat [slachtoffer] moeilijk praatte.
Diezelfde ochtend heeft [slachtoffer] haar huisarts [de huisarts] bezocht. De huisarts heeft het volgende letsel waargenomen bij [slachtoffer]: een fors gehavend gelaat, een forse zwelling rechterwang, een kleine zwelling bij het kaakgewricht, een hematoom aan de tong met paarse verkleuring van de tong, een klein scheurtje aan de binnenzijde linker mondhoek, een hematoom onder het linker oog, meerdere hematomen, krassen, afdrukken van nagels en oppervlakkige verwondingen op het gelaat, hematomen en krassen op beide bovenarmen, een bijtafdruk met hematoomvorming op de linker pols, een licht gezwollen duim met beperkte flexie, hematomen aan de binnenzijde van de dijbenen, met name rechts, schrammen binnenzijde rechter dijbeen en 2 laceraties (weefselverscheuringen) labium minora (kleine schaamlip) links. De huisarts heeft een tampon die diep in de schede van de aangeefster zat verwijderd met een kogeltang.
Nadat de aangeefster bij de huisarts was geweest heeft ze diezelfde ochtend nog haar moeder, getuige [getuige], gebeld. Moeder is direct naar de woning van de aangeefster gegaan en ze zag bij haar dochter dat haar hele gezicht dik en verwond was. De aangeefster vertelde haar moeder dat [verdachte] haar in haar duim, tong en arm had gebeten. Volgens de getuige heeft haar dochter haar diezelfde dag nog verteld dat ze was verkracht door [verdachte].
De aangeefster heeft diezelfde ochtend, 5 april 2013, aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door verdachte [verdachte], met wie zij een relatie heeft. De aangeefster heeft verklaard dat in de nacht van 4 op 5 april 2013 omstreeks 02.00 uur verdachte plotseling in de hal van haar woning aan de [a-straat 1] te Sint Pancras stond. Verdachte pakte haar stevig vast en vroeg haar waar die andere man was. De aangeefster moest van verdachte naar boven en moest op bed gaan liggen. Verdachte greep haar vervolgens heel hard in haar gezicht, hij kneep en krabde heel hard in haar gezicht. De aangeefster hoorde de verdachte zeggen: "waar is die andere man". De aangeefster voelde veel pijn in haar gezicht en zag dat zij bloedde uit haar gezicht. De aangeefster moest vervolgens verdachte een zoen geven. Toen ze dat deed voelde ze dat verdachte haar keihard in haar tong beet. Ze proefde direct bloed en voelde het bloed in haar mond stromen. De aangeefster kon niet uit haar bed komen omdat verdachte haar stevig vast hield. Toen het haar toch bijna lukte om uit bed te komen greep verdachte haar beet en gaf haar een vuistslag op haar rechterkaak. De aangeefster voelde weer veel pijn. Ze hoorde verdachte zeggen: "ik ga je vermoorden".
Omdat tijdens de aangifte van mishandeling was gebleken dat er tussen de aangeefster en verdachte mogelijk iets was voorgevallen op zedengebied hebben de zedenrechercheurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 5 april 2013 een informatief gesprek zeden gevoerd met de aangeefster. In dit gesprek heeft de aangeefster aangegeven dat verdachte haar in haar bed heeft mishandeld en dat zij heeft toegestaan dat hij haar neukte, alleen maar om hem rustig te krijgen zodat de mishandelingen zouden stoppen.
Diezelfde middag is de aangeefster onderzocht door de forensisch arts B. Kruyver. Hij constateerde bij de aangeefster dezelfde verwondingen zoals ook door de huisarts zijn geconstateerd. De forensisch arts heeft in de letselverklaring geconcludeerd dat het letsel recent is ontstaan. Op basis van het letsel heeft hij geconcludeerd dat er sprake is geweest van stomp inwerkend geweld, zoals bijvoorbeeld vuistslagen of trappen en van scherp inwerkend geweld, zoals bijvoorbeeld krabben met de nagels of bijten. Het letsel aan de linker onderarm en de rechterwang zouden goed kunnen passen bij het type bijtverwonding. Verder heeft de forensisch arts in de letselverklaring benoemd dat door de huisarts een verwonding aan de linker schaamlip van de aangeefster is gehecht, welke verwonding meer past bij een bijtwond en wat minder bij een eventuele trekwond. De forensisch arts heeft van het letsel van de aangeefster foto's gemaakt.
Op 7 april 2013 heeft de aangeefster aanvullend verklaard dat zij zich in de nacht van 4 op 5 april 2013 heel erg bedreigd heeft gevoeld. Verdachte heeft die nacht meerdere malen tegen haar gezegd dat hij haar zo kon vermoorden. Verdachte had waanideeën dat ze een andere man zou hebben en mishandelde haar die nacht heel erg. De aangeefster heeft verschillende malen tegen verdachte geroepen dat hij haar pijn deed. Dit drong niet tot verdachte door. Op een vraag van de verbalisant hoe lang de mishandelingen en de zedenfeiten bij elkaar geduurd hebben, heeft de aangeefster verklaard dat alles bij elkaar wel zo'n twee tot drie uur heeft geduurd.
Op 9 april 2013 heeft de aangeefster aangifte gedaan van mishandeling en verkrachting, gepleegd in haar woning aan het [a-straat 1] in Sint Pancras in de nacht van 4 op 5 april 2013, gepleegd door verdachte [verdachte], met wie zij op dat moment een relatie had.
De aangeefster heeft over de mishandelingen verklaard zoals zij die ook tijdens haar aangifte op 5 april 2013 heeft omschreven. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte toen hij bij haar in huis was naar boven wilde om te kijken of er nog een andere man was. Hij vroeg:
"wie is die andere man, en met wie neuk je nog meer". Aangeefster heeft verklaard dat verdachte naast het bed in de slaapkamer stond en haar hoofd op het bed duwde. Toen hij begon had hij kleren aan, maar hij heeft zich op een gegeven moment uitgekleed. De aangeefster heeft verder verklaard dat verdachte haar waarschijnlijk in haar schaamlip heeft gebeten of daaraan heeft getrokken en dat dit heel zeer deed. De aangeefster heeft verdachte ook gezegd dat het heel zeer deed. Hij wilde evengoed seks hebben en wilde ook dat de aangeefster hem, nadat hij haar in haar tong had gebeten, zou zoenen en pijpen. Ondertussen beet de verdachte de aangeefster in haar linker onderarm. Ook heeft de verdachte de aangeefster in haar nek gebeten en haar een kaakstoot gegeven.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte tijdens het geweld ook haar duim achterover heeft gebogen en haar nog een kaakstoot heeft gegeven.
De aangeefster heeft verklaard dat zij de seks gebruikte om de verdachte te doen stoppen met het mishandelen. Zij moest de verdachte pijpen en hij heeft ook zijn piemel in haar vagina gedaan. Dit heeft hij meerdere keren gedaan, ook nadat hij haar vagina had beschadigd. Aangeefster heeft tegen de verdachte gezegd dat het pijn deed.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte ook aan haar schaamlippen heeft getrokken en dat hij heel hard met zijn vingers bij haar naar binnen is geweest. Tijdens het pijpen en tijdens de mishandeling heeft de verdachte plukken haar uit haar hoofd getrokken.
De aangeefster heeft verklaard dat zij tegen de verdachte heeft gezegd dat ze pijn had, ze heeft haar zoon geroepen, ze heeft gezegd dat ze ongesteld was en dat ze een tampon in had, ze heeft meerdere keren gezegd dat ze echt pijn had, ze heeft gehuild en ze heeft gezegd dat hij moest stoppen. Dit kwam niet aan bij de verdachte, hij was niet bereikbaar en niet voor rede vatbaar.
De aangeefster heeft als getuige tegenover de rechter-commissaris haar aangiften bevestigd. Aangeefster heeft verklaard dat het willen van seks eigenlijk meteen een onderwerp was toen verdachte die nacht van 5 april 2013 binnenkwam. Hij wilde toen meteen naar boven om seks te hebben. Zij heeft verklaard dat ze door de verdachte in haar bed is mishandeld en dat zij op een gegeven moment seks met de verdachte heeft toegestaan om hem maar te laten stoppen met de mishandelingen.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 april 2013 in de woning van de aangeefster was.
(...)
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangeefster in haar slaapkamer door geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen waaronder het seksueel binnendringen in haar lichaam. Dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen met de penis en vingers van verdachte volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van aangeefster. De verklaring van aangeefster als geheel wordt ondersteund door het aangetroffen letsel. Wat betreft het seksueel binnendringen kan weliswaar niet worden uitgesloten dat het DNA van verdachte in de vagina van aangeefster daar terecht is gekomen tijdens een seksueel contact vóór 5 april 2013, maar de verklaring van aangeefster op het punt van het binnendringen wordt ondersteund door het aantreffen van een tampon diep in de schede van aangeefster, welke tampon met een kogeltang moest worden verwijderd.
De in de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank pressiemiddelen geweest, waardoor de aangeefster werd gedwongen om toe te staan dat de verdachte op verschillende momenten die nacht tegen haar zin seksueel bij haar naar binnen drong. De rechtbank gaat er met de officier van justitie van uit dat de aangeefster de seks heeft ervaren als redmiddel om ergere mishandeling van de zijde van de verdachte te voorkomen. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat verdachte niet uit was op seks en aangeefster hem daartoe aanzette om hem af te leiden van zijn mishandelingen volgt de rechtbank dit niet. Vast staat dat er eerst geweld tegen aangeefster werd gebruikt alvorens zij seks met verdachte had. Aangeefster heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte direct seks wilde toen hij binnenkwam en dat hij meteen naar boven wou om seks te hebben. Verder heeft aangeefster bij haar aangifte verklaard dat verdachte zich op een gegeven moment uitkleedde en dat hij met aangeefster seks had nadat hij aangeefster al tot bloedens toe aan haar gezicht en tong had verwond. Verdachte heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die aannemelijk kunnen maken dat zijn wijze van handelen niet als dwang kan worden aangemerkt en evenmin dat deze dwang niet was gericht op het hebben van seks.
De rechtbank zal de geweldshandelingen onder 2 ten laste gelegd als mishandeling uitstrepen en zal de geweldshandelingen opnemen in de hierna te noemen bewezenverklaring van de verkrachting.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend is bewezen. Hoewel de aangeefster de enige is die hierover heeft verklaard is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat, gelet op de consistentie van de door de aangeefster afgelegde verklaringen en de mate van het door de verdachte toegepaste geweld, de bewoordingen of woorden van gelijke dreigende aard of strekking door de verdachte zijn gebezigd tijdens het plegen van voornoemde seksuele handelingen met de aangeefster. De aangeefster heeft verschillende keren verklaard dat zij zich zeer bedreigd heeft gevoeld."
2.3.
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, NJ 2010/515).
2.4.
De bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde steunt op de tot het bewijs gebezigde verklaring van de aangeefster [slachtoffer] omtrent de door de verdachte jegens haar in de nacht van 4 op 5 april 2013 in haar woning in Sint-Pancras geuite bedreigingen, en de verklaring van de verdachte dat hij in die nacht in de woning van de aangeefster was. Het Hof heeft bovendien bij de beoordeling of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, in aanmerking genomen dat het onder 1 tenlastegelegde betrekking heeft op het uiten van bewoordingen van bedreigende aard of strekking tijdens de seksuele gedragingen waarop het onder 2 tenlastegelegde ziet.
Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen andere bewijsmiddelen inhouden met betrekking tot het door de verdachte uitgeoefende geweld en de gevolgen daarvan, waarvan de huisarts en een forensisch arts verslag hebben gedaan, welk geweld naar het - niet onbegrijpelijke - oordeel van het Hof tevens in verband kon worden gebracht met de onder 1 bewezenverklaarde bedreigingen, kan niet worden gezegd dat de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende steun vindt in het overige gebezigde bewijsmateriaal. Anders dan in het middel wordt betoogd, is van schending van art. 342, tweede lid, Sv dus geen sprake. De klacht faalt derhalve.
2.5.
Het middel kan ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.