Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
20 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 december 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967. De verdachte was betrokken bij een zaak van doodslag door middel van messteken op een hoogbejaarde man, evenals een poging tot doodslag. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.V. Jansen uit 's-Gravenhage. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan op 20 december 2016 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.