ECLI:NL:GHDHA:2015:3615

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
2200278713
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de verdachte voor de moord op een hoogbejaarde man en poging tot moord op een andere persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de moord op zijn verre oom en de poging tot moord op een andere persoon. De verdachte heeft op 9 juni 2012 in 's-Gravenhage zijn oom met meerdere messteken om het leven gebracht. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij dit deed in de veiligheid van de woning van het slachtoffer, die hem in goed vertrouwen toegang had verleend. Na de moord op zijn oom heeft de verdachte ook geprobeerd een andere persoon te doden die hem in de woning aantrof. Het hof heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf, maar heeft deze straf in hoger beroep verlaagd naar dertien jaar en zes maanden, rekening houdend met de lange duur van de procedure. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlasteleggingen. De vordering van de benadeelde partij is integraal toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002787-13
Parketnummer: 09-758477-12
Datum uitspraak: 17 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 13 juni 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
3 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juni 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] op/in de borst en/of buik en/of keel en/of hals, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juni 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/in de borst en/of buik en/of hals en/of keel, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (van euro 8000,--, althans enig geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer] en/of andere(n)) (strafbaar gesteld in artikel 310 Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juni 2012 te ’s-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] op/in de borst en/of buik en/of keel en/of hals, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 09 juni 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [benadeelde partij] van het leven te beroven, opzettelijk
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of
- ( met kracht) met zijn hand de keel van die [benadeelde partij] heeft dichtgeknepen en/of (vervolgens) enige tijd dichtgeknepen gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 juni 2012 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] gestoken en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [benadeelde partij] getoond en/of
- ( met kracht) met zijn hand de keel van die [benadeelde partij] dichtgeknepen en/of (vervolgens) enige tijd dichtgeknepen gehouden, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Jij bent nu aan de beurt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verzocht om een persoon genaamd [getuige 1] als getuige te horen, indien het hof de op 18 juni 2012 door de getuige [getuige 2] afgelegde verklaring - voor zover deze inhoudt dat zij van [getuige 1] heeft gehoord dat er op 9 juni 2012 iemand uit het portiek van de flat, alwaar [slachtoffer] woonachtig was, is gerend, die een groene jas en handschoenen droeg - voor het bewijs zal bezigen.
Het hof overweegt dienaangaande dat het hof de verklaring van de getuige [getuige 2] niet voor het bewijs zal gebruiken, zodat de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet is vervuld. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman behoeft derhalve geen verdere bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 09 juni 2012 te ’s-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meerdere malen met een mes die [slachtoffer] in de borst en buik en hals gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 09 juni 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, opzettelijk
- met een mes meermalen in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft [slachtoffer], een verre oom van hem, met meerdere messteken om het leven gebracht. Dit is een buitengewoon ernstig feit waarmee aan de nabestaanden onnoemelijk veel leed is toegebracht, hetgeen door de zoon van het slachtoffer is verwoord in de zich in het dossier bevindende schriftelijke nabestaandenverklaring. Het handelen van de verdachte getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. Het hof rekent het de verdachte extra zwaar aan dat hij het slachtoffer [slachtoffer], een hoogbejaarde man, in de veiligheid van zijn eigen woning om het leven heeft gebracht nadat deze hem klaarblijkelijk – er zijn immers geen sporen van braak aangetroffen – in goed vertrouwen en mogelijk ook uit mededogen toegang tot zijn woning had verschaft, niettegenstaande het feit dat hij de laatste jaren nog amper contact met de – aan lager wal geraakte – verdachte had en bovendien op het punt stond om voor een vakantie in Marokko naar Schiphol te vertrekken.
Nadat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] om het leven had gebracht, heeft de verdachte geprobeerd om ook [benadeelde partij] met een mes te doden toen deze hem in de woning van zijn oom [slachtoffer] aantrof. De omstandigheid dat [benadeelde partij] zijn oom levenloos heeft aangetroffen en vervolgens zelf het slachtoffer van een ernstig geweldsdelict is geworden, is voor hem bijzonder traumatisch geweest, zoals blijkt uit hetgeen door hem ter onderbouwing van zijn ingediende vordering tot schadevergoeding ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur. Naar het oordeel van het hof is, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren in beginsel alleszins gerechtvaardigd. Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hoger beroep is immers op 24 juni 2013 ingesteld, terwijl het onderhavige arrest eerst op 17 december 2015 wordt gewezen en de vertraging, die de afdoening van de zaak heeft opgelopen, slechts vanaf 3 juli 2015 aan de verdachte valt toe te rekenen. Tot laatstgenoemde datum waren met de procedure in hoger beroep echter al ruim vierentwintig maanden gemoeid. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn met meer dan acht maanden in de strafmaat verdisconteren en in plaats van voormelde straf een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren en zes maanden opleggen.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een bedrag van in totaal € 10.289,06, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft deze vordering in hoger beroep integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet inhoudelijk betwist, zodat deze, nu de gestelde schade ook als een rechtstreeks gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde valt aan te merken, voor integrale toewijzing gereed ligt.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 10.289,06, vermeerderd met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 851,- de teruggave aan de erfgenamen van [slachtoffer] zal worden gelast.
Nu de verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, zal het hof de teruggave van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 851,- aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 851,-.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot het bedrag van
€ 10.289,06 (tienduizend tweehonderdnegenentachtig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,en veroordeelt de verdachte om dit bedrag met rente tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
€ 10.289,06 (tienduizend tweehonderdnegenentachtig euro en zes cent),
vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
86 (zesentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. L.A.J.M. van Dijk en mr R.C. Schlingemann,
in bijzijn van de griffier mr. C. de Bruin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2015.