ECLI:NL:HR:2016:287

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
15/05299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang en niet voldoen aan sollicitatie- en informatieplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in beroep ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder op 9 november 2015 een arrest gewezen in de zaak van verzoeker, die niet voldeed aan zijn sollicitatie- en informatieplicht in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, en dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
15/05299
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/14/136R van de rechtbank Midden-Nederland van 3 augustus 2015;
b. het arrest in de zaak 200.174.776/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 november 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.