Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
19 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in beroep ging tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had eerder op 9 november 2015 een arrest gewezen in de zaak van verzoeker, die niet voldeed aan zijn sollicitatie- en informatieplicht in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de klachten van verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, en dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.