In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 16/04487. Het beroep was ingesteld door een partij tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep, die op 1 juli 2016 had geoordeeld over een besluit van het Zorgkantoor Noordoost Brabant, genomen op basis van de Algemene wet bijzondere ziektekosten. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de partij zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is voornamelijk omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad niet zodanig dat zij tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.