ECLI:NL:HR:2016:2680

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
16/04485
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 16/04485. Het beroep was ingesteld door een belanghebbende uit Zwitserland tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2016, waarin besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werden behandeld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

25 november 2016
Nr. 16/04485
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z], Zwitserland (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroepvan 1 juli 2016, nrs. 16/3393 WAJONG, 16/3394 WAJONG, 16/3395 WAJONG-VV en 16/3396 WAJONG-VV, betreffende besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2016.