Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 28 september 2010, nr. 09/1631 WWB, betreffende een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen ingevolge de Wet werk en bijstand.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een besluit van de burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, genomen op basis van de Wet werk en bijstand. De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van de Centrale Raad, die op 28 september 2010 is gewezen onder nummer 09/1631 WWB.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en vastgesteld dat het cassatieberoep niet is ingesteld op grond van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen van de Wet werk en bijstand. Hierdoor konden de klachten niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.