In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ANBI-status van een steunstichting. De belanghebbende, een stichting die zich richt op de verbreiding en verdediging van de Rooms-Katholieke geloofs- en zedenleer, had een beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof had geoordeeld dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de ANBI-status, omdat zij meer dan 90% van haar middelen aan de Stichting [X1] verstrekte, die zelf niet als ANBI was aangemerkt.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, omdat het oordeel dat de Stichting [X1] geen ANBI is, was vernietigd in een eerder arrest. Hierdoor kon de belanghebbende niet langer worden aangemerkt als een instelling die een niet-ANBI ondersteunt. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Staatssecretaris van Financiën is veroordeeld in de proceskosten en moet het griffierecht vergoeden aan de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de ANBI-status en de voorwaarden die daaraan verbonden zijn. De Hoge Raad heeft in deze zaak de belangen van de belanghebbende gewogen tegen de wettelijke vereisten voor de ANBI-status, wat leidt tot een belangrijke precedent voor soortgelijke zaken in de toekomst.