Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
8 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling en had een schadevergoedingsmaatregel opgelegd gekregen. Het Hof had bij vergissing een bedrag van € 1.637,80 toegewezen aan de benadeelde partij, terwijl de benadeelde partij slechts € 1.627,80 had gevorderd. De Hoge Raad oordeelde dat deze kennelijke misslag eenvoudig door het Hof zelf hersteld kon worden, aangezien het om een onmiddellijk kenbare fout ging. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte onvoldoende belang had bij zijn cassatieberoep, omdat het Hof de fout had kunnen corrigeren. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid en correctheid in schadevergoedingszaken en de mogelijkheid voor rechters om fouten te herstellen zonder dat dit leidt tot een langdurige procedure.