ECLI:NL:HR:2016:2443

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
16/01691
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Ouderdomswet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gewezen op 4 maart 2016, met nummers 14/134 AOW en 14/212 AOW. De Centrale Raad had eerder een uitspraak gedaan op hoger beroep van belanghebbenden tegen een beslissing van de Rechtbank Gelderland, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). De belanghebbenden hebben in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop de Svb een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door de belanghebbenden, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2016 door de vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

28 oktober 2016
Nr. 16/01691
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1]te
[Z]en
[X2]te
[Q](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 4 maart 2016, nrs. 14/134 AOW en 14/212 AOW, op de hoger beroepen van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. 13/3249 en 13/3250) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb) ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2016.