Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De raadsvrouw voert een preliminair verweer, inhoudende dat het onderzoek in eerste aanleg nietig is en zij verzoekt de zaak terug te wijzen naar de rechtbank te Rotterdam. Zij voert, onder verwijzing naar de appelmemorie, daartoe aan dat mr. R.V. Hagenaars de verdachte als raadsman heeft bijgestaan in de beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het op 24 maart 2011 door de raadsman ingediende klaagschrift had tevens als stelbrief in de strafzaak moeten worden opgevat. De stukken van de beklagprocedure waren echter ten onrechte niet in het strafdossier gevoegd waardoor de politierechter er niet van op de hoogte was dat in de strafzaak zich een raadsman had gesteld. In de stukken met betrekking tot de beklagprocedure stond al een parketnummer vermeld en minder dan een week later is de onderhavige strafzaak behandeld. Cliënt heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 20 augustus 2012 geen afstand gedaan van bijstand van zijn raadsman. Ter onderbouwing van het verweer verwijst de raadsvrouw naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 februari 1997, NJ 1997,517, en een uitspraak van dit hof van 11 juni 2013, rolnummer 22-000518-12. De raadsvrouw legt die uitspraken over aan het hof ter voeging in het dossier.
De voorzitter deelt mede dat uit het dossier blijkt dat de rechtbank op 16 augustus 2011 in de beklagzaak een beschikking (raadkamernummer 11/430) heeft gegeven en dat de zaak daarna naar het archief is gegaan.
In de onderhavige strafzaak is de verdachte voor de zitting van 17 februari 2012 gedagvaard en is de zaak na aanhouding op 20 augustus 2012 inhoudelijk op zitting behandeld. De stukken van de beklagprocedure zaten toen niet in het strafdossier. Die stukken zijn pas later, na het instellen van hoger beroep, door de verdediging opgevraagd en in het strafdossier gevoegd.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat in eerste aanleg de raadsman, blijkens het klaagschrift, als raadsman had moeten worden erkend voor de strafzaak.
Het onderzoek in eerste aanleg is daarom nietig en de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank Rotterdam.
De voorzitter onderbreekt vervolgens het onderzoek voor beraad.
Na beraad wordt het onderzoek hervat en deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede.
De politierechter heeft op 20 augustus 2012 bij verstek vonnis gewezen. Niet blijkt dat aan mr Hagenaars een afschrift van de dagvaarding en oproeping is toegezonden of dat hij anderszins op de hoogte was van de zittingsdata. In het dossier bevindt zich geen stelbrief van de raadsman. Mr. Hagenaars had op 24 maart 2011 namens de verdachte (verzoeker) een klaagschrift ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering ingediend. Bij beschikking van 16 augustus 2011 heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard.
Het dossier van de beklagprocedure was ten tijde van de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg niet bij het strafdossier gevoegd.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat in het dossier dat aan de politierechter ten tijde van de behandeling van de strafzaak ter beschikking stond zich geen stuk bevond op grond waarvan de politierechter kon weten of vermoeden dat de verdachte was voorzien van rechtsbijstand.
De opvatting van de verdediging dat voeging van het beklagdossier in het strafdossier ten onrechte achterwege is gelaten, deelt het hof niet.
Het hof is van oordeel dat geen rechtsregel verplicht om de stukken van een - in casu reeds geruime tijd tevoren afgeronde - beklagprocedure in het strafdossier te voegen.
De door de raadsvrouw overgelegde uitspraak van dit hof ziet op een andere situatie, aangezien in die zaak - anders dan in de onderhavige - de stukken van de beklagprocedure wel in het dossier zaten.
Het hof ziet op grond van het vorenstaande geen reden het onderzoek in eerste aanleg nietig te verklaren en de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg."