ECLI:NL:HR:2016:2434

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
15/05135
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende, een fiscale eenheid bestaande uit [X1] B.V. en [X2] [Z], had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 25 september 2015 was gewezen. Het Gerechtshof had eerder het hoger beroep van de belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant verworpen, waarin de rechtbank de naheffingsaanslag had bevestigd voor het tijdvak van 1 maart 2006 tot en met 31 maart 2006.

De belanghebbende voerde in cassatie één klacht aan, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De Hoge Raad beoordeelde de klacht en oordeelde dat deze niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de klacht geen nadere motivering behoefde, omdat deze niet leidde tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

28 oktober 2016
Nr. 15/05135
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de fiscale eenheid [X1] B.V. en [X2]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 25 september 2015, nr. 13/01030, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 13/1660) betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak 1 maart 2006 tot en met 31 maart 2006 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één klacht aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klacht

De klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2016.