ECLI:NL:HR:2016:242

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
14/04781
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake niet-ontvankelijkheid vervolging na overlijden verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 28 maart 2014 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978. De verdachte had een beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij de raadsman, mr. R.F. Bakker, middelen van cassatie had voorgesteld. De Hoge Raad had eerder, in een arrest van 29 september 2015, bepaald dat de raadsman stukken moest indienen die aantoonden dat de verdachte verplicht was deel te nemen aan een alcoholslotprogramma. Echter, op 1 december 2015 werd door de raadsman meegedeeld dat de verdachte was overleden op 1 maart 2015.

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met uitzondering van het vonnis van de Politierechter. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat, gezien het overlijden van de verdachte, het recht tot strafvordering volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht was vervallen. Dit leidde tot de slotsom dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof en de uitspraak van de Politierechter vernietigde en de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vervolging.

De beslissing werd genomen op 16 februari 2016 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

16 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/04781
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 maart 2014, nummer 23/003872-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.F. Bakker, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
1.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2855, bepaald dat de raadsman van de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om binnen acht weken stukken in te zenden waaruit blijkt dat aan de verdachte de verplichting is opgelegd tot deelname aan een alcoholslotprogramma.
1.3.
De raadsman heeft bij brief van 1 december 2015 medegedeeld dat de verdachte is overleden.
1.4.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behalve voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging.

2.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

Blijkens een aan de Hoge Raad overgelegd, door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam gewaarmerkt afschrift van een akte van de burgerlijke stand van die gemeente is de verdachte op 1 maart 2015 aldaar overleden.
Daarom is volgens art. 69 Sr in deze zaak het recht tot strafvordering vervallen.

3.Slotsom

Uit het voorgaande vloeit voort dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam en de uitspraak van de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 februari 2016.