Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
25 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die als ongewenst vreemdeling was verklaard en op 26 mei 2014 in Enschede verbleef, terwijl hij wist dat hij Nederland diende te verlaten op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000. Het Hof had de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel ontoereikend gemotiveerd is. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en benadrukt de verplichting van de ongewenst verklaarde vreemdeling om Nederland uit eigen beweging te verlaten, tenzij aannemelijk is dat hij buiten zijn schuld niet aan die verplichting kan voldoen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar uitsluitend wat betreft het ontslag van alle rechtsvervolging en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.