2.1.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Nadere bewijsoverwegingen
(...)
Op zaterdag 12 maart 2011 omstreeks 14:04 uur is de auto van [slachtoffer] aan de even zijde van de Pretoriusstraat te Amsterdam (het hof begrijpt: schuin tegenover de woning van de verdachte) geparkeerd. Uit de auto is een persoon gestapt die in de richting van de woning van de verdachte, [a-straat 1], is gelopen. Nu in de verklaring van de dochter van [slachtoffer] is bevestigd dat deze bij de verdachte, zijn tante, op bezoek zou gaan en er door [slachtoffer] omstreeks 14:35 uur met zijn telefoon een acht minuten durend telefoongesprek is gevoerd met getuige [getuige 1] , waarbij ook de verdachte aan de telefoon is gekomen en waarbij de mastlocatie in de directe omgeving van de woning van de verdachte werd aangestraald, stelt het hof vast dat het [slachtoffer] is geweest die met zijn auto naar de woning van de verdachte is gereden en, na de auto geparkeerd te hebben, de woning is binnengegaan en zich ten tijde van het telefoongesprek, tezamen met de verdachte, in de woning van de verdachte bevond.
In de woning hielden op deze datum, naast de verdachte, tevens [betrokkene 4] en [betrokkene 5] verblijf. [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij die middag de woning heeft verlaten. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit heeft plaatsgevonden nadat [slachtoffer] in de woning aankwam.
Getuige [getuige 2] , in de buurt woonachtig, heeft medegedeeld dat zij na 14:00 uur de verdachte op straat heeft getroffen en heeft waargenomen dat zij daar contact maakte met een persoon die uit de woning van de verdachte kwam. Aan de even zijde van de Pretoriussstraat , in de nabijheid van de woning van de verdachte, doch aan de overzijde van een zijstraat is Coffeeshop Crashlight gelegen. Deze coffeeshop is voorzien van camera's die een deel van de Pretoriusstraat bestrijken. Uit camerabeelden van Coffeeshop Crashlight valt af te leiden dat de waarneming van getuige [getuige 2] omstreeks 14:20 uur moet hebben plaatsgevonden. [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij de persoon is geweest die op dat moment op straat de verdachte op haar schouder tikte, om haar te zeggen dat hij wegging. Hij heeft aangegeven dat hij kort daarna uit de woning zijn jas en pet heeft gepakt en is weggegaan.
Van aanwezigheid van andere personen in de woning van de verdachte blijkt niet. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat de verdachte alleen met [slachtoffer] in haar woning is achtergebleven.
In de vroege ochtend van zondag 13 maart 2011 is het lijk van [slachtoffer] in de woning aangetroffen. Hij is kennelijk door een misdrijf om het leven gekomen. Gebleken is dat de schedel met een scherp voorwerp is ingeslagen.
Uit de berekening met behulp van het Henssge nomogram is gebleken dat het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] met 95% betrouwbaarheid op 12 maart 2011 tussen 11:54 uur en 17:30 uur ligt. Het fatale letsel moet dan - uitgaande van de bevindingen van het Henssge nomogram en de letseldatering - uiterlijk om 17:00 uur zijn toegebracht. De telefoon van [slachtoffer] is na het telefoongesprek van 14:35 uur niet meer gebruikt. Op camerabeelden van Coffeeshop Crashlight is te zien dat de auto van de verdachte op 12 maart 2011 vanaf 15:57 uur tot 06:22 uur op 13 maart 2011 meerdere keren in de buurt van de woning van de verdachte rijdt. Uiteindelijk is de verdachte op zondag 13 maart 2011 om 06:30 uur bij het politiebureau aan de Linnaeusstraat verschenen, zijn de verbalisanten meegegaan naar haar woning en is [slachtoffer] aldaar dood aangetroffen.
De verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd over wat er gebeurd zou zijn op 12 maart 2011. Eerst is zij als getuige gehoord. Later is zij als verdachte aangemerkt en heeft zij in die hoedanigheid verklaard. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer] in de late avond van 12 maart 2011, toen de verdachte in haar auto op weg was naar het ziekenhuis, haar daar in de buurt heeft aangesproken en de sleutels van haar woning heeft weggenomen. [slachtoffer] was in het gezelschap van een aantal mannen en van derden heeft zij in het ziekenhuis vernomen dat er in haar woning was gevochten. Na het ziekenhuisbezoek vond zij op straat voor de deur van haar woning documenten die haar toebehoorden en die bebloed waren. Zij heeft deze bijeengepakt en in de brievenbus van haar woning gestopt en tenslotte heeft de verdachte de politie gewaarschuwd. Geconfronteerd met de ongerijmdheden en onjuistheden in deze verklaring, heeft de verdachte haar relaas aangepast, en uiteindelijk, als verdachte, verklaard dat dit alles geheel verzonnen was. Zij heeft toen aangegeven dat zij in de middag van
12 maart 2011 met [slachtoffer] in de woning is geweest, dat ook [betrokkene 4] daar toen aanwezig was en dat [betrokkene 4] [slachtoffer] heeft aangevallen. De verdachte heeft daarop, zo heeft zij verklaard, in grote angst de woning verlaten, heeft diverse boodschappen gedaan, is naar haar zus gegaan en uiteindelijk naar het ziekenhuis en de volgende ochtend naar de politie. Tussendoor heeft zij diverse malen met haar auto in de buurt van de woning gereden. De woning heeft zij niet meer betreden.
Ook over de toedracht van het door haar gestelde gewelddadig gedrag van [betrokkene 4] tegen [slachtoffer] heeft de verdachte wisselend verklaard. Zo heeft zij aangegeven dat [betrokkene 4] [slachtoffer] heeft aangevallen toen het telefoongesprek met [getuige 1] plaatsvond, [slachtoffer] daardoor een bloedneus opliep, [betrokkene 4] een door [slachtoffer] gedragen halsketting van [slachtoffer] stal, en [betrokkene 4] vervolgens de kamer verliet en even later terugkwam met een hamer waarmee hij [slachtoffer] , althans de verdachte bedreigde. Geconfronteerd met het feit dat [getuige 1] heeft aangegeven dat het telefoongesprek geen irregulier verloop heeft gehad, heeft de verdachte verklaard dat het geweld later was aangevangen, toen het telefoongesprek al beëindigd was. Geconfronteerd met het gegeven dat de bebloede documenten zijn aangetroffen in een vuilniszak op het bed van de verdachte in haar slaapkamer heeft de verdachte verklaard dat dit bloed was veroorzaakt door de bloedneus die [slachtoffer] had opgelopen, dat zij deze documenten, alvorens de woning te ontvluchten, in de vuilniszak had gedaan en op haar bed had gelegd. Geconfronteerd met het gegeven dat haar auto eerst 15:57 uur op de camerabeelden van de coffeeshop zichtbaar door de straat reed, heeft de verdachte verklaard dat zij na de gewelddadigheden van [betrokkene 4] nog enige tijd met [slachtoffer] heeft zitten praten, alvorens naar aanleiding van de dreigende houding van [betrokkene 4] de woning te ontvluchten.
Gelet op de berekening met behulp van het Henssge nomogram omtrent het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] , de letseldatering, het gegeven dat de telefoon van [slachtoffer] na 14:35 uur niet meer is gebruikt en de bewegingen van de verdachte, acht het hof het aannemelijk dat het dodelijk letsel aan [slachtoffer] is toegebracht op enig moment tussen 14:35 en 15:57 uur. Nu de verdachte en [slachtoffer] toen tezamen in de woning zijn geweest, de auto van [slachtoffer] niet is weggeweest van de plek waar hij deze had geparkeerd, en niet is aan te nemen dat [slachtoffer] in de woning zou achterblijven indien de verdachte voor langere duur de woning zou verlaten, kan geconcludeerd worden dat de verdachte met [slachtoffer] in haar woning was toen het fatale geweld tegen [slachtoffer] werd uitgeoefend.
Toen het stoffelijk overschot van [slachtoffer] werd aangetroffen, lag dit gewikkeld in een vloerkleed, waarbij de onderzijde van dit kleed boven (naar de zichtzijde) lag. Op deze onderzijde van dit kleed waarin het lijk gewikkeld lag, is een met bloed van [slachtoffer] gezette afdruk aangetroffen, welke afdruk te herleiden is tot de slipper van de verdachte. Er is geen reden om te veronderstellen dat iemand anders dan de verdachte deze slipper heeft aangehad. Om dit spoor te kunnen achterlaten moet de verdachte dan ook met haar slipper bovenop het in het tapijt gewikkelde lichaam van [slachtoffer] zijn gestapt. Op de zool van de slipper is een bloedspoor aangetroffen dat matcht met het DNA van [slachtoffer] .
De verklaringen van de verdachte kenmerken zich door hun wisselend en onwaarschijnlijk karakter. Onaannemelijk is dat de verdachte haar woning zou ontvluchten wegens gewelddadigheden zonder linea recta naar het nabije politiebureau te snellen. Onaannemelijk is dat de verdachte, naar eigen zeggen na doodsbedreigingen en in totale paniek, eerst bebloede documenten in een plastic zak doet en in haar slaapkamer legt en dan boodschappen gaat doen. Haar verklaringen ontberen iedere vorm van geloofwaardigheid en betrouwbaarheid.
Dat het fatale geweld door [betrokkene 4] is uitgeoefend is door de verdachte gesteld, althans gesuggereerd, waarbij zij tevens heeft verklaard dat zijzelf daarbij niet aanwezig was. Deze toedracht is evenwel niet aannemelijk, gelet op de tegenstrijdigheden die de verdachte over het beweerdelijk handelen van [betrokkene 4] heeft geuit. Het is het hof daarbij niet ontgaan dat de verdachte aan [betrokkene 4] een moordwapen toeschrijft, een normale werkhamer, waarmee evenwel het letsel niet is toegebracht. Het NFI heeft immers onderzoek gedaan naar het type voorwerp waarmee de letsels aan het hoofd van [slachtoffer] kunnen zijn toegebracht. Als mogelijke sporenveroorzaker komt een voorwerp in aanmerking met een scherpe rand met een minimale lengte van 75 mm, zoals bijvoorbeeld een bijl of een hakmes. Voorts zijn er deeltjes staal en goud in het bot van het schedeldak van [slachtoffer] aangetroffen. Deze deeltjes zijn vermoedelijk afkomstig van een decoratief voorwerp waarmee de beschadigingen in het schedeldak zijn veroorzaakt.
Alle verklaringen van de verdachte komen er in de kern op neer dat zij de woning verlaten heeft voordat het fatale letsel aan [slachtoffer] werd toegebracht en zij nadien niet in de woning is teruggekeerd voordat zij in de ochtend van 13 maart 2011 daar met de politie terugkeerde. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard: "Ik heb geen lijk gezien". In zoverre is deze verklaring van de verdachte evident leugenachtig. Nu de met bloed gezette afdruk van de slipper van de verdachte is gezet op de onderzijde van het kleed waarin het lijk van [slachtoffer] gewikkeld was, moet deze afdruk zijn ontstaan toen het dodelijk letsel reeds was toegebracht. Het kan niet anders zijn dan dat zij toen het lijk van [slachtoffer] heeft waargenomen.
Het hof merkt de verklaring van de verdachte dat zij niet in de woning aanwezig is geweest toen daar het lijk van [slachtoffer] lag, aan als kennelijk leugenachtig en afgelegd om haar eigen daderschap ten aanzien van ten laste gelegde te verhullen. In zoverre strekt dit leugenachtig karakter van haar verklaring tot het bewijs van het ten laste gelegde.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep kort gezegd aangevoerd dat, indien het hof tot de conclusie zou komen dat de verdachte in de woning aanwezig was, nadat [slachtoffer] dodelijk letsel had bekomen, dit nog niet meebrengt dat zij daar ook aanwezig was toen dit letsel werd toegebracht en voorts dat de verklaringen van de verdachte omtrent haar afwezigheid toen [slachtoffer] dat letsel had opgelopen, niet hoeven te zijn ingegeven door het motief haar eigen daderschap uit het zicht te houden.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Dat de verdachte reeds eerder dan 15:57 uur, toen haar auto, komende uit de richting van haar woning, in beeld van de camera van Coffeeshop Crashlight kwam, de woning had verlaten, is niet aannemelijk. Weliswaar is het mogelijk om vanuit de woning met de voor de deur geparkeerde auto weg te rijden in een richting die niet door de camera wordt bestreken, maar volgens de verdachte is zij weggegaan en boodschappen gaan doen, onder meer in de - nabijgelegen - videotheek, alwaar zij evenwel eerst omstreeks 17:00 uur een pintransactie heeft verricht.
Het verweer dat de verdachte omtrent de toedracht onwaarheden heeft verklaard uit andere beweegredenen dan om haar eigen daderschap te verhullen verwerpt het hof evenzeer. Die andere beweegredenen zouden, aldus de raadsman, kunnen zijn gelegen in de behoefte het daderschap van een of meer anderen toe te dekken, althans de terugkeer van de verdachte in de woning nadat [slachtoffer] , buiten haar aanwezigheid, door een of meer anderen was omgebracht te verhullen. Het verweer is gegrond op speculaties van feitelijke aard die niet aannemelijk zijn geworden en waarvan de juistheid door de verdachte zelf zijn ontkend.
Dat de verdachte fysiek niet in staat zou zijn geweest om [slachtoffer] van het leven te beroven, heeft de verdachte door veelvuldige verwijzing naar haar ouderdom en ziektes aangegeven. Het hof gaat daaraan voorbij. De verdachte is weliswaar op gevorderde leeftijd, ten tijde van het delict 62 jaar, en diabetespatiënt, maar geenszins een onmachtige bejaarde. Het levensdelict jegens [slachtoffer] is kennelijk gepleegd met een voorwerp zoals bijvoorbeeld een bijl, een voorwerp dat ook door een minder krachtig persoon kan worden aangewend om een ander van het leven te beroven.
De verdachte heeft voorts bij herhaling aangegeven dat zij buitengewoon op het slachtoffer was gesteld. Ook deze mededeling verdient weinig geloof. Uit onder meer de hiervoor besproken bebloede documenten blijkt dat zij met [slachtoffer] een ferm geschil had inzake een onroerend goed transactie in Suriname en dat zij hem als oplichter aanmerkte.
(...)
De bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal met nummer 2011063441-5 van 13 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 10005 tot en met 10008).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 13 maart 2011 omstreeks 06:30 uur bevonden wij ons op het politiebureau Linnaeusstraat te Amsterdam. Aldaar verscheen voor mij, verbalisant [verbalisant 1] , aan de balie: [verdachte] .
Wij zijn met haar naar haar woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam gereden. Wij zijn de woning binnengegaan. Ik, [verbalisant 2] , ging de woonkamer binnen en zag dat er twee voeten uit een opgerold kleed staken. Ik, [verbalisant 2] , sloeg het kleed open en zag een persoon op de buik liggen. Ik, [verbalisant 2] , zag dat er een vuilniszak over het hoofd zat en dat er een verlengsnoer om de nek en de vuilniszak zat. Ik, [verbalisant 2] , zag dat er bloed lag en ik voelde geen hartslag. Ik, [verbalisant 2] , voelde dat de pols koud aanvoelde en stijf was.
2. Een proces-verbaal met nummer 2011063411 van 16 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina's 10021 tot en met 10022).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 13 maart 2011 werd een onderzoek opgestart onder de naam 13Bamis in verband met het onnatuurlijk overlijden van een persoon genaamd [slachtoffer] .
Op 16 maart 2011 bevonden wij ons in het mortuarium van het VU ziekenhuis te Amsterdam. Aldaar werden [betrokkene 2] , zijnde een zóón van [slachtoffer] , [betrokkene 6] , zijnde de beste vriend van [slachtoffer] en [betrokkene 7] , zijnde een neef van [slachtoffer] , met het stoffelijk overschot van [slachtoffer] geconfronteerd. Eensluidend doch ieder voor zich herkenden het stoffelijk overschot als [slachtoffer] .
3. Een geschrift, inhoudende een schrijven van J.C. de Keijzer, forensisch arts GGD Amsterdam d.d. 15 mei 2013.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Uit de berekening met behulp van het Henssge nomogram is gebleken dat het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] met 95% betrouwbaarheid op 12 maart 2011 tussen 11:54 uur en 17:30 uur ligt.
4. Een rapport 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood' van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2011.03.11.061 d.d. 20 mei 2011, opgesteld door A. Maes, arts en patholoog (doorgenummerde pagina's 11057 tot en met 11063).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] waren er op het hoofd acht scherprandige klievingen met lapwonden reikend tot in het schedeldak. In de diepte was de verbrijzelde schedel goed zichtbaar. In het gezicht werden zowel rechts als links scherprandige klievingen aangetroffen. De letsels zijn alle bij leven opgelopen en passen bij heftig klievend en botsend geweld door één of meer scherprandige voorwerpen. Het overlijden is te verklaren als gevolg van de opgelopen hersenschade. Letseldatering past bij een interval van circa 30 minuten tot circa 1 uur voor het intreden van de dood.
5. Een proces-verbaal met nummer 2011036441 van 17 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T276 (doorgenummerde pagina's 10099 tot en met 10100).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Door mij zijn de camerabeelden van de Coffeeshop Crashlight , gevestigd aan de Pretoriusstraat 67 te Amsterdam, bekeken. Hierop werd door mij het volgende waargenomen.
Op 12 maart 2011 te 14:04:01 uur wordt een Chrysler Voyager ingeparkeerd aan de even zijde van de Pretoriusstraat . Om 14:04:38 stapt er één persoon uit de auto aan de bestuurderszijde die naar de oneven zijde van de Pretoriusstraat loopt. Op 13 maart 2011 te 07:28:39 arriveert een politieauto. De Chrysler Voyager, welke van het slachtoffer bleek te zijn, is tussen het moment dat deze werd ingeparkeerd en het moment dat de politie arriveert niet van zijn plaats geweest.
6. Een proces-verbaal met nummer 2011063441 van 25 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T154 (doorgenummerde pagina's 20158 tot en met 20183).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voormelde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
In de nacht van vrijdag 11 maart 2011 op zaterdag 12 maart 2011 is mijn vader (het hof begrijpt het slachtoffer, [slachtoffer] ) bij ons blijven slapen. Toen ik de volgende ochtend onder de douche stond is hij weggegaan. Hij zou naar [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) gaan.
7. Een proces-verbaal met nummer 2011063441 van 22 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T276 (doorgenummerde pagina's 10111 tot en met 10112).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 14 maart 2011 en 15 maart 2011 is [getuige 2] gehoord. Zij had [verdachte] (het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte] ) op 12 maart 2011 zien lopen in de Pretoriusstraat te Amsterdam. Zij zag dat er een man uit de woning van [verdachte] kwam en achter haar aan liep. De man was licht getint en hij was kaal. Hij tikte [verdachte] op haar schouder.
Door mij zijn de camerabeelden van Coffeeshop Crashlight , gevestigd aan de Pretoriusstraat 67 te Amsterdam, bekeken. Voornoemde coffeeshop heeft twee camera's aan de zijde van de Pretoriusstraat . Camera 1 is geplaatst in de richting van het Krugerplein. Hierop is de kruising van de Pretoriusstraat en de Smitstraat te zien. Camera 2 is geplaatst in de richting van het Steve Bikoplein. Op de camerabeelden werd door mij het volgende waargenomen.
12 maart 2011 te 14:20:23 uur: [getuige 2] loopt in de richting van haar woning en steekt de kruising met de Smitstraat over. Daar loopt een persoon haar tegemoet, gekleed in een lange zwarte rok. Deze persoon slaat rechtsaf en loopt de Smitstraat in.
12 maart 2011 te 14:23:25 uur: De persoon met de lange zwarte rok komt uit de Smitstraat lopen en gaat linksaf. Deze persoon loopt in de richting van perceel 77 (het hof begrijpt: [a-straat 1]).
8. De verklaring van de getuige [betrokkene 4] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2014.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2011 ben ik achter [verdachte] aangegaan en heb haar op haar schouder getikt. U houdt mij voor dat camerabeelden hebben uitgewezen dat dit omstreeks 14:20 uur moet zijn geweest. Dat klopt. Ik verbleef bij haar. Ik ben nog even snel naar binnen gelopen om mijn jas en pet te halen en toen ben ik weggegaan.
9. Een proces-verbaal met nummer 201160344 van 26 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T152 (doorgenummerde pagina's 10868 tot en met 10870).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] gebruik maakte van het telefoonnummer 06- [001] . Uit een onderzoek naar de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer is gebleken dat met dit nummer op 12 maart 2011 om 14:35:55 uur een gesprek plaatsvond met het telefoonnummer 06- [002] . De telefoon van [slachtoffer] straalde toen de mastlocatie Christiaan de Wetstraat 21 te Amsterdam aan. Deze telefoonpaal bevindt zich in de directe nabijheid van de [a-straat 1]. Na dit gesprek zijn er geen telefoongesprekken meer geregistreerd.
10. Een proces-verbaal met nummer 2011063441 van 24 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren T152 en T039 (doorgenummerde pagina's 20047 tot en met 20050).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op voormelde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 1] :
Mijn mobiele telefoonnummer is 06- [002] . Zaterdag
12 maart 2011 werd ik gebeld door een vreemd telefoonnummer en kreeg ik [slachtoffer] (het hof begrijpt [slachtoffer] ) aan de telefoon. [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) pakte de telefoon en wilde met mij praten. Daarna kwam de man (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) weer aan de telefoon.
11. Een proces-verbaal met nummer 2011063441 van 24 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar T152 (doorgenummerde pagina's 10106 tot en met 10109).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van Coffeeshop Crashlight , gevestigd Pretoriusstraat 67 te Amsterdam, teneinde de bewegingen van [verdachte] vast te stellen. Twee van deze camera's bieden uitzicht op de openbare weg, de Pretoriusstraat . Camera 1 bestrijkt een deel van de Pretoriusstraat in de richting van het Krugerplein, met daarbij inbegrepen de kruising met de Smitstraat. Camera 2 bestrijkt een deel van de Pretoriusstraat , kijkend in de richting van het Steve Bikoplein.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] in het bezit is van een personenauto van het merk Daihatsu, type Move, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] .
De vermoedelijke personenauto van [verdachte] wordt op de camerabeelden op de volgende tijdstippen gezien:
12 maart 2011 te 15:57 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 16:15 uur, camera 1;
12 maart 2011 te 18:05 uur, camera 1;
12 maart 2011 te 20:22 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 20:45 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 22:57 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 23:09 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 03:26 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 05:12 uur, camera 1 en 2;
12 maart 2011 te 06:22 uur, camera 1 en 2.
12. Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2011063441-51 van 28 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 22 maart 2011 heb ik onder de verdachte [verdachte] de volgende goederen in beslag genomen.
Volgnummer 1
Schoeisel, 1 paar witte slippers, zwarte zool.
Spoor identificatienr. AADT2746NL.
13. Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2011063441-59 van 1 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina's 11182 tot en met 11183).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Naar aanleiding van een moord/doodslag op een man, aangetroffen in een woning aan de [a-straat 1], werden de slippers van een verdachte onderworpen aan een Lumiscene-onderzoek. Hierbij werd aan de onderzijde van de linker slipper een indicatie voor de mogelijke aanwezigheid van bloed aangetroffen. Deze slipper werd vervolgens bemonsterd en met behulp van de bloedindicatietest Tetrabase positief getest. De bemonstering werd veiliggesteld, inbeslaggenomen en omschreven als SIN AADT2723NL.
14. Een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL135J 2011063441-60 van 31 maart 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina 11184).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Omschrijving van de inbeslaggenomen sporen
SIN AADT2723NL
Onderzijde linker slipper (AADT2746NL).
15. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2011.03.11.061 d.d. 26 april 2011, opgesteld door drs. H.N. Bauer (doorgenummerde pagina's 10816 tot en met 10822).
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De bemonstering AADT2723NL#01 van de slipper is onderworpen aan een DNA-onderzoek. Van het DNA in de bemonstering AADT2723NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen. Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man wiens celmateriaal relatief prominent in de bemonstering aanwezig is. Het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] matcht met dit afgeleide DNA-hoofdprofiel. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard.
16. Een proces-verbaal met nummer 2011063441-104 van 27 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina's 10941 tot en met 10950).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 13 maart 2011 startten wij een onderzoek op het adres [a-straat 1] te Amsterdam. In het midden van de woonkamer zagen wij een dubbel geslagen rood tapijt. Tussen dit dubbel geslagen tapijt zagen wij in buikligging een stoffelijk overschot liggen. Wij zagen op het dubbelgeslagen tapijt op de canvaszijde ter hoogte van de linker elleboog van het stoffelijk overschot een fragment van een schoenzoolafdruk gezet met bloed.
De volgende stukken van overtuiging zijn in beslag genomen, veiliggesteld en omschreven als: AADT2259NL deel van tapijt over het stoffelijk overschot.
17. Een proces-verbaal met nummer 2011026339-11 van 17 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 11] en [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina's 11251 tot en met 11253).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Wij, beiden deskundige schoen- en bandensporen, ontvingen van [verbalisant 8] , senior technisch rechercheur Amsterdam Amstelland:
A: SIN AADT2746NL
een paar slippers;
B: SIN AADT2259NL
een aantal foto's van een spoor, aangetroffen op de onderzijde van een tapijt.
Verzocht werd te onderzoeken of het schoenspoor (B) veroorzaakt zou kunnen zijn met één van de slippers (A).
Op grond van de door ons tijdens het onderzoek opgedane bevindingen concluderen wij dat het met bloed gestempelde spoor (B) is veroorzaakt met schoeisel, voorzien van een soortgelijk profiel aan de slippers (A), waarbij de linker slipper als meest mogelijke veroorzaker kan worden aangemerkt."