Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 7 december 2015 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1977, was betrokken bij een incident op straat waarbij hij met een AK-47 werd bedreigd na een woordenwisseling. De verdachte heeft in cassatie een beroep gedaan op (putatief) noodweer, wat inhoudt dat hij meent dat hij zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2016 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.