Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 28 juni 2016, nr. 15/00894, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag landinrichtingsrente.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een aan belanghebbende opgelegde aanslag landinrichtingsrente voor het jaar 2014. Het beroepschrift in cassatie voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 9 augustus 2016 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 6:6 Awb, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier F. Treuren.