Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
“MHHierbij stuur ik u bezwaarschrift van 1 december 2013 en 29-01-2014 over landinrichting. Wij hebben met herinrichting niets van doen gehad daar onze plaats vanaf 1980 geen boerderij meer is en dat land is verkocht aan [B] .Ik heb vorige over gebeld.”
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
“3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van de dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking daarvan (artikel 22j, aanhef en letter a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen). Er is niet gesteld of gebleken dat de bekendmaking van de onderhavige aanslag later heeft plaatsgevonden. In dit geval eindigde de bezwaartermijn op donderdag 7 augustus 2014. Verweerder heeft het op 10 augustus 2014 gedagtekende bezwaarschrift van eiser op 13 augustus 2014 ontvangen.4. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid van de Awb). Bij verzending per post is een bezwaarschrift ook tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid van de Awb). De rechtbank leidt uit de dagtekening van het bezwaarschift af dat eiser zijn bezwaarschrift na de bezwaartermijn heeft opgemaakt en ook na de bezwaartermijn heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift van eiser na afloop van de bezwaartermijn is ingediend.”