ECLI:NL:HR:2016:230

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
15/04015
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 15/04015. Het beroep in cassatie was ingesteld namens [X] te [Z] tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juli 2015, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2010 en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De griffier van de Hoge Raad heeft op 4 september 2015 een verzoek gedaan aan de indiener van het beroepschrift om binnen vier weken een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht of een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, te overleggen. Dit verzoek is echter niet nageleefd, omdat de brief wegens onbestelbaarheid is teruggezonden en de indiener in gebreke is gebleven om aan het verzoek te voldoen.

Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.

Uitspraak

12 februari 2016
Nr. 15/04015
Arrest
gewezen op het door
[A]te
[Q]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 3 juli 2015, nrs. BRE 14/5758 en 14/5759, op het verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2010 en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z]. Bij aangetekende brief van 4 september 2015 heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift in cassatie verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk van de aan hem verstrekte volmacht tot het indienen van het beroepschrift in cassatie over te leggen, dan wel een verklaring van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van de indiener. De indiener van het beroepschrift in cassatie is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.